ZZP check-up

Wat betekent de uitslag van ZZP check-up?

Ben je gezond? Wil je informatie over je kans op arbeidsongeschiktheid? Test je gezondheid, volledig anoniem en maak een start voor een gezondere lifestyle.

HEMATLOGIE

WBC(leukocyten) Witte bloedcellen       

Verhoogd:
Bij infecties, ontstekingen en kanker. 

Verlaagd:
Bij medicijngebruik (bijvoorbeeld methotrexaat), bij sommige auto-immuunziekten, bij sommige ernstige infecties en bij het niet goed werken van het beenmerg

RBC(erytrocyten) Rode bloedcellen        

Verlaagd:
Bij een bloedarmoede. 

Verhoogd:
Bij een toegenomen aanmaak en bij vloeistof verlies door diarree, uitdroging of brandwonden.

Hemoglobine
De normaalwaarden (referentiewaarden) van hemoglobine zijn onder andere afhankelijk van leeftijd en geslacht. 

Een verhoogd hemoglobine kan het gevolg zijn van:

  • uitdroging
  • verhoogde aanmaak van rode bloedcellen in het beenmerg
  • ernstige longziekten
  • Langdurig verblijf op grote hoogte (>2000 meter)

Een verlaagd hemoglobine kan het gevolg zijn van:

  • ijzergebrek of gebrek aan de vitaminen foliumzuur en vitamine-B12
  • erfelijke hemoglobine afwijkingen zoals bij sikkelcel anemie of thallassemie
  • erfelijke aandoeningen van rode bloedcellen
  • lever afbraak (levercirrose)
  • overmatig bloedverlies
  • verhoogde afbraak van rode bloedcellen
  • nierziekten
  • chronische ontstekingsziekten
  • slecht functionerend beenmerg (aplastische anemie)

Hematocriet

Verlaagd:
Verlaagd hematocriet duidt op bloedarmoede, bijvoorbeeld veroorzaakt door ijzergebrek. Andere oorzaken van een verlaagd hematocriet kunnen zijn vitaminegebrek, een bloeding, leverziekten of kanker. Verder onderzoek is nodig om de oorzaak van de bloedarmoede op te sporen.

Verhoogd:
Verhoogd hematocriet wordt meestal veroorzaakt door uitdroging. Inname van voldoende vocht lost dit probleem meestal op. Een andere oorzaak van een hoog hematocriet kan de ziekte polycytemia vera zijn. Hierbij worden in het beenmerg te veel rode bloedcellen aangemaakt. Ook komt verhoogd hematocriet voor als de longen niet goed functioneren waardoor het lichaam te weinig zuurstof krijgt. Om dit zuurstofgebrek te compenseren maakt het beenmerg meer rode bloedcellen aan en dat leidt tot verhoogd hematocriet.

Trombocyten

Verhoogd:
Infecties en ontstekingen, ijzergebrek en miltverwijdering kunnen het aantal trombocyten tijdelijk verhogen. Soms komt een hoog trombocyten aantal voor zonder aanwijsbare reden en zonder gevolgen. Ook kan in geval van bepaalde beenmergziekten (zogeheten myeloproliferatieve ziekten) het aantal trombocyten verhoogd zijn. Bij deze beenmergziekten kan zowel een bloedingsneiging voorkomen als het makkelijker vormen van een stolsel (trombose).

Verlaagd:
Een laag trombocyten aantal kan worden veroorzaakt door een verminderde aanmaak van trombocyten in het beenmerg of door een versnelde afbraak in het bloed. In beide gevallen kan het aantal trombocyten zo laag worden dat er spontaan bloedingen optreden.

Leucocyten differentiatie
De referentiewaarden kunnen verschillen per laboratorium. Globaal kunnen de volgende waarden aangehouden worden:

  • Basofiele granulocyten:
  • Eosinofiele granulocyten:
  • Lymfocyten: 1,0-4,0 x 109/liter
  • Monocyten:
  • Neutrofiele granulocyten: 1,5-9,0 x 109/liter 

 Interpretatie uitslagen witte bloedcellen

 Type witte 
 bloedcel

 Verhoogd

 Verlaagd

 Neutrofielen

  • bacteriële infectie
  • ontstekingen
  • beenmergziekten (zeer verhoogd) bijv. chronische
         myeloide leukemie (CML)
  • ernstige infecties
  • gebruik van bepaalde medicijnen

 Eosinofielen

  • allergie
  • ontsteking van de huid
  • parasitaire infecties
  • sommige beenmergziekten
  • infecties

 Basofielen

  • bloedkanker (leukemie)
  • chronische ontstekingen
  • voedselallergie
  • bijwerking stralingstherapie

 Lymfocyten

  • virale infecties 
  • bloedkanker (leukemie)
  • ziekten die het afweersysteem aantasten (HIV)

 Monocyten

  • ontstekingen
  • infecties
  • beenmergaandoeningen
  • sommige soorten bloedkanker


HbA1c
Internationaal heeft men besloten de weergave van de HbA1c waarde uit te drukken als mmol HbA1c/molHb. Dit heeft tot gevolg dat de getallen die tot april 2010 gebruikelijk waren veel hoger worden, daarom ziet u een oude en een nieuwe eenheid met bijbehorende referentie. 

Verlaagd:
Als de HbA1c-waarde beneden de streefwaarde ligt, dan betekent dit dat de ziekte waarschijnlijk goed onder controle is. Bij de aanwezigheid van een abnormaal type hemoglobine, bijvoorbeeld een sikkelcelziekte, kan een te hoge of te lageHbA1c-waarde worden gemeten. Soms is een verlaagde HbA1c geen indicatie voor een goede glucosecontrole maar het gevolg van hemolyse (het kapot gaan van rode bloedcellen) of een bloeding.

Verhoogd:
Als de waarde boven de 53 mmol/mol stijgt, bestaat het risico dat de patiënt op lange(re) termijn complicaties ontwikkelt als gevolg van een te hoge bloedsuikerspiegel. Het gaat om afwijkingen aan de ogen en de nieren, beschadiging van de zenuwen en hart- en vaatproblemen. Soms is een te hoge HbA1c-waarde het gevolg van ijzergebrek. Een waarde boven 75 mmol/mol, wordt beschouwd als sterk verhoogd.

Natrium (vochtbalans)
Een te laag natrium in het bloed wordt ook wel een hyponatriëmie genoemd. Tussen de 120 en 135 mmol/l spreekt men van een milde hyponatriëmie, onder de 120 mmol/l van een ernstige. 

De symptomen van een laag natrium zijn oa:

  • hoofdpijn
  • misselijkheid
  • braken
  • verwardheid
  • bewustzijnsdaling
  • insulten
  • ademstilstand
  • hartstilstand

Calcium
Als de hoeveelheid calcium normaal is en ook de andere labtesten niet afwijkend zijn, is de calciumhuishouding in orde. De referentiewaarden in bloed voor totaal calcium liggen tussen de 2,10-2,55 mmol/l.

Verhoogd:
Als er te veel calcium in het bloed is, kan dat komen door een verhoogde productie van het bijschildklierhormoon PTH (mogelijk als gevolg van een veelal goedaardige tumor in de bijschildklier). Hierdoor wordt er in de darmen teveel calcium opgenomen en uit te botten teveel calcium vrijgemaakt. Ook als gevolg van uitzaaiing van kanker naar de botten kan het calciumgehalte in het bloed toenemen.

Andere oorzaken voor een verhoogd calcium in bloed zijn:

  • snel werkende schildklier
  • sarcoïdose
  • tuberculose
  • langdurige immobiliteit
  • niertransplantaat
  • te veel inname van vitamine D tabletten
  • te veel inname van plastabletten

Verlaagd:
Een lage hoeveelheid calcium in bloed wordt meestal veroorzaakt door verminderd eiwit in het bloed. Het totale calciumgehalte is dan verlaagd, maar het geïoniseerde calcium is normaal. De calciumhuishouding is dan dus ook niet verstoord. 

Andere oorzaken voor een verlaagd calciumgehalte in bloed zijn:

  • verminderde productie van het bijschildklierhormoon PTH
  • langzaamwerkende schildklier
  • ongevoeligheid voor de werking van PTH (erfelijk bepaald)
  • extreem tekort van calcium door ondervoeding
  • tekort aan magnesium
  • te veel fosfaat
  • plotselinge ontsteking van de alvleesklier (pancreatitis)
  • nierfalen
  • alcoholisme
  • tetanusinfectie (straatvuil)

Cholesterol
De gewenste hoeveelheid cholesterol is 5,0 mmol/l of lager. Hierbij is het risico op hart- en vaatziekten niet verhoogd.

Licht verhoogd:
Bij een cholesterol tussen 5 mmol/l en 6,5 mmol/l is het risico op hart- en vaatziekten licht verhoogd. Op basis van een lipidenprofiel kan worden onderzocht hoeveel ‘goed' (HDL) en ‘slecht' (LDL) cholesterol in het bloed aanwezig is. Afhankelijk van dat onderzoek wordt bepaald of (en welke) behandeling nodig is.

Verhoogd:
Een cholesterol boven 6,5 mmol/l verhoogt het risico op hart- en vaatziekten. Op basis van een lipidenprofiel en andere tests kan de oorzaak van het hoge cholesterol verder worden onderzocht. Als de oorzaak bekend is zal een passende behandeling worden voorgeschreven. Verhoogd cholesterol komt ook vaak voor bij patiënten die behandeld worden en die nog niet de streefwaarde hebben bereikt. De streefwaarde wordt meestal vastgesteld op basis van het LDL-cholesterol.

Zie ook:
http://www.hartstichting.nl/risicofactoren/hoog_cholesterol/wanneer_te_hoog/

Van nature schommelt het cholesterolgehalte. Een hoge waarde kan een uitschieter zijn.  Het is verstandig om deze waarden regelmatig te laten meten.

Patiënten met hart- en vaatziekten en/of diabetes type 2 hebben extra veel belang bij een laag cholesterolgehalte. Voor deze patiënten zijn daarom strengere streefwaarden opgesteld, namelijk een LDL-cholesterol van minimaal onder de 2,5 mmol/l en een totaal cholesterol van minder dan 4,5 mmol/l.

HDL
HDL-cholesterol is “goed” cholesterol en daarom is een hoge HDL-waarde beter dan een lage. Een HDL lager dan 1,04 mmol/L wordt beschouwd als een hoger risico op hart- en vaatziekten. Waarden tussen 1,04 en 1,55 mmol/L betekenen in het algemeen een matig risico en waarden boven 1,55 wijzen op een laag risico op hart- en vaatziekten. Het is gebruikelijk om te kijken naar de verhouding tussen totaal cholesterol en HDL-cholesterol. Deze verhouding moet kleiner zijn dan 5, maar kleiner dan 3,5 is het best. Het is echter van groot belang om bij de beoordeling van deze verhouding ook te kijken naar de uitkomsten van de afzonderlijke tests. Voor een juiste interpretatie is overleg met de huisarts nodig. Recente ontwikkelingen laten zien dat niet alleen de concentratie van het HDL van belang is, maar ook de werkzaamheid van het HDL-deeltje. Het komt voor dat de cholesterol verlaagd is bij ziekte, een paar dagen na een hartaanval of bij stress. Bij zwangerschap is de HDL-cholesterol dikwijls afwijkend (hoger of lager) ten opzichte van de normale situatie. Daarom is het beter om de test minimaal 6 weken na de zwangerschap uit te voeren.

Een hoog HDL-cholesterol is gunstig en een hoog LDL-cholesterol en een hoog triglyceridengehalte is ongunstig. HDL-cholesterol zorgt voor transport van cholesterol vanuit de vaatwand naar de lever. Hoe hoger het HDL-cholesterol, des te beter is de afvoer van overtollig cholesterol naar de lever.

LDL
De test meet de hoeveelheid LDL-cholesterol in het bloed. LDL behoort tot de groep van de zogenaamde lipoproteïnen, die het transport van vetten - zoals cholesterol en triglyceriden - in het lichaam verzorgen. LDL transporteert voornamelijk cholesterol van het maag-darmkanaal naar de vaatwand. Verhoogde LDL-cholesterol concentraties zijn onwenselijk omdat daardoor cholesterol wordt afgezet op de wanden van de bloedvaten. Dit kan leiden tot een stugge vaatwand, een verminderde bloeddoorstroming en zelfs tot verstopping van het bloedvat. Zo kunnen hart- en vaatziekten ontstaan, die kunnen leiden tot een hartaanval of een beroerte. LDL-cholesterol wordt ook wel het 'slechte' cholesterol genoemd. Bij de meeste gezonde mensen ligt de waarde van LDL cholesterol tussen de 2,0 en 4,5 mmol/l. De streefwaarde voor LDL-cholesterol is echter kleiner dan 3,0 mmol/l. Van alle vormen van cholesterol wordt LDL-cholesterol beschouwd als de belangrijkste risicofactor voor het veroorzaken van hart- en vaatziekten.  Een aangepast dieet en meer beweging (voor degenen die er een zittend bestaan op nahouden) kunnen je cholesterolwaarden na verloop van tijd weer verbeteren. 

LDL/HDL-risico index Cholesterol ratio
De cholesterol ratio is een goede voorspeller van uw risico op hart- en vaatziekten. De cholesterol ratio is de verhouding tussen het totaal cholesterol en het HDL cholesterol in uw lichaam. De berekening van de cholesterol ratio: Totaal cholesterol / HDL cholesterol = Cholesterol ratio.

Het totaal cholesterol bestaat uit LDL cholesterol + triglyceriden + HDL cholesterol. Een verhoogd totaal cholesterol, met name een verhoogd LDL cholesterol, is een belangrijke risicofactor voor het optreden van hart- en vaatziekten. Ook triglyceriden hebben een slechte invloed op de gezondheid van de vaatwand. Daarentegen is in meerdere studies een sterk gunstig verband aangetoond tussen de concentratie van HDL-cholesterol en het risico van hart- en vaatziekten. Dat willen zeggen, een hoog HDL-cholesterol verlaagd het risico.

De tegengestelde effecten van de slechte vetten (LDL en triglyceriden) en het goede HDL cholesterol, is de reden dat de cholesterol ratio goed kan worden gebruikt als risico voorspeller. Om het risico te verkleinen, is het belangrijk dat de balans tussen goed en slecht zo gunstig mogelijk is. Het is dus gunstig als het totaal cholesterol laag is terwijl het HDL cholesterol hoog is, dit resulteert in een lage cholesterol ratio. Als u echter naast een verlaagde HDL, een hoge LDL- of triglyceridengehalte heeft, is de cholesterol ratio en dus het risico op hart- en vaatziekten verhoogd.

Een optimale cholesterol ratio is 4 of lager.

Triglyceriden 
Triglyceriden zijn vetten in het bloed die door het lichaam als energiebron gebruikt worden. Als uw triglyceriden verhoogd zijn, kan dit het proces van aderverkalking versnellen en uiteindelijk zelfs hart- en vaatziekten veroorzaken. Het is daarom belangrijk om uw triglyceriden waarden laag te houden. 

Zie ook:
http://www.cholesterolvoorlichting.nl/te-hoog-cholesterol/triglyceriden-waarden-verlagen

Suggesties bij het verlagen van uw triglyceriden.

  • Verhoog gebruik van enkelvoudig onverzadigde vetzuren (bijv. olijfolie, koolzaadolie, zonnebloemolie) ter vervanging van slechte
         vetten
  • Zorg dat u voldoende vitamine C binnenkrijgt
  • Vermijd geraffineerde koolhydraten zoals suiker
  • Drink minder alcohol

Geschikte voedingsmiddelen zijn bijvoorbeeld: Avocado, Blauwe druif, Linzen, Notenolie, Olijfolie, Pijnboom pitten, Pompoen olie of -pitten, Prei, Knoflook, Lente ui, Lijnzaad, Sesam pasta of -zaad, Shi take, Soja, Soja yoghurt, Taugé, Vis, Walnoten, Witte bonen.

Eiwit totaal
Het totaal eiwit ligt bij gezonde personen tussen 60 - 80 gram per liter (g/l) in serum en tussen 63 - 83 g/l in plasma.

Verhoogd:
Een licht verhoogde waarde voor totaal eiwit zou kunnen wijzen op uitdroging. Een andere oorzaak is een te grote aanmaak van één of meerdere soorten immunoglobulinen. Bij een sterke verhoging (hoger dan 90 g/l) moet nader onderzoek uitwijzen wat de oorzaak is. Vaak zal in eerste instantie de hoeveelheid van afzonderlijke eiwitten worden gemeten (albumine, IgG, IgM en IgA). Bij een hoge concentratie immunoglobulinen (Ig's) zal de dokter vaak een M-proteïne-onderzoek aanvragen om na te gaan om welke immunoglobulinen het gaat. Een hoge concentratie immunoglobulinen kan het gevolg zijn van leverziekten (cirrose) en de ziekte van Kahler (plasmacelwoekering).

Verlaagd:
Een verlaagde waarde komt vaak voor bij eiwitverlies als gevolg van nierproblemen, bijvoorbeeld na een nierontsteking, als de darmen niet goed functioneren of bij ernstige verbrandingen. Ook te lage eiwitinname via de voeding (bijvoorbeeld door anorexia) kan leiden tot een laag totaal eiwitgehalte. Een te lage hoeveelheid albumine wordt vaak veroorzaakt door een verstoorde albumineproductie door een leverziekte. Daarnaast komt het voor dat er te weinig albumine in het bloed aanwezig is omdat het eiwit lekt naar de omliggende weefsels. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij een shock of bij een ernstige infectie. Na het drinken van (te) grote hoeveelheden water kan het totaal eiwitgehalte verlaagd zijn als gevolg van verdunning van het bloed.

Leverfunctie Referentiewaarden
Bij gezonde mensen vallen de waarden van de leverfuncties binnen normale grenzen. Deze normale grenzen worden de referentiewaarden genoemd. Abnormale leverfuncties kunnen een eerste aanwijzing zijn in de richting van een leverziekte. In het beginstadium van een leverziekte zijn er meestal  nog geen lichamelijke klachten, terwijl de leverfuncties al wel veranderd zijn. Dit heeft te maken met de grote reservecapaciteit van de lever. Lichamelijke klachten treden hierdoor pas op wanneer de lever al behoorlijk beschadigd is.

De mate van de verhoging en de verhouding tussen de verschillende leverfuncties geven een aanwijzing in de richting van de soort leveraandoening. Om een definitieve diagnose te stellen is aanvullend onderzoek vaak noodzakelijk

Afwijkende leverfuncties
Veranderde leverfuncties wijzen niet altijd op een leveraandoening. Het kan ook veroorzaakt worden door alcoholgebruik, medicijngebruik, ondervoeding, ernstig overgewicht en erg vet eten. In eerste instantie onderneemt een arts bij licht verhoogde waardes daarom vaak nog niets. De arts zal u adviezen geven over gezonde voeding, (over)gewicht, alcohol- en medicijngebruik. Mogelijk kunt u overstappen naar andere medicijnen, die minder schadelijk zijn voor de lever. In veel gevallen worden de leverfuncties vanzelf weer normaal als u zich houdt aan de adviezen van de arts. Het is verstandig om binnen enkele maanden opnieuw bloedonderzoek te doen. 

ASAT
ASAT (=Aspartaat Aminotransferase) is een leverenzym dat betrokken is bij de aanmaak van eiwitten. Een verhoogd ASAT past onder meer bij leverschade, een leverontsteking (hepatitis) of schade aan de spieren. Indien ASAT meer is verhoogd dan ALAT duidt dit vaak op een toxische (vergiftiging) in plaats van virus (b.v. hepatitis A, B of C) als oorzaak.

Normaal:
Bij gezonde mensen (zonder leverproblemen en geen spierschade) is de hoeveelheid ASAT minder dan 35 U/l.

Licht verhoogd:
Een lichte verhoging (in de regel een uitslag

Injecties in de spieren kunnen de ASAT-waarden verhogen, net zoals te uitgebreide spieroefeningen. Gebruik van medicijnen of drugs kunnen ook de aanmaak van ASAT beïnvloeden, zodat hogere waarden worden gevonden. De arts moet voor een juiste interpretatie daarom altijd weten welke omstandigheden voor de patiënt gelden.

Sterk verhoogd:
Sterk verhoogde ASAT-waarden (in de regel een uitslag >250 U/l) komen voor bij leverontstekingen (hepatitiden), al dan niet veroorzaakt door een virus. De hoge waarden kunnen maanden aanhouden.

ALAT
Het bloedonderzoek naar alanine aminotransferase (ALAT) wordt gebruikt om leverbeschadiging te detecteren. 

Verhoogde ALAT waarde kan duiden op veen leverstoornis zoals met kenmerken als: vermoeidheid, verminderde eetlust, misselijkheid, braken, opgezette buik, geelzucht, donkere urine of een lichte ontlasting. Daarnaast wordt de test aangevraagd bij mensen die mogelijk het hepatitis-virus hebben opgelopen of bij alcoholisten.

Bij mensen die geen leverziekten hebben is de ALAT-activiteit bij mannen kleiner dan 45 U/l en bij vrouwen kleiner dan 35 U/l. Aan licht verhoogde waarden, zonder klachten, wordt niet direct een betekenis toegekend. Pas wanneer de waarde meer dan tweemaal de genoemde bovengrens is, is verder onderzoek naar de oorzaak gewenst.

Licht verhoogd:
Bij een chronische leverontsteking is ALAT wel verhoogd (maximaal 5x hoger dan normaal) maar niet zo sterk als bij acute hepatitis. De dokter zal de test dan meestal vaker aanvragen om te kijken of enzymacitiviteit van ALAT verandert of hetzelfde blijft. Bij sommige, ook ernstige, leverziekten zoals afstervend leverweefsel (levercirrose), leverkanker en afsluiting van de galwegen komt het voor dat de ALAT-waarde toch normaal is of slechts licht verhoogd. Daarom wordt ALAT vaak gecombineerd met andere levertesten zoals AF en ASAT.

Sterk verhoogd:
Een sterk verhoogde ALAT enzymactiviteit (meer dan 15x hoger dan normaal) wordt bijna altijd veroorzaakt door acute leverontsteking (acute hepatitis). Deze vorm van hepatitis wordt meestal veroorzaakt door een virusinfectie. Bij acute hepatitis blijft ALAT wel 1 tot 2 maanden sterk verhoogd. Pas na 3 tot 6 maanden is de uitslag weer normaal.

Gamma GT (leverfunctie)
Bij gezonde mensen vallen de waarden van de leverfuncties binnen normale grenzen. Deze normale grenzen worden de referentiewaarden genoemd. Abnormale leverfuncties kunnen een eerste aanwijzing zijn in de richting van een leverziekte. In het beginstadium van een leverziekte zijn er meestal  nog geen lichamelijke klachten, terwijl de leverfuncties al wel veranderd zijn. Dit heeft te maken met de grote reservecapaciteit van de lever. Lichamelijke klachten treden hierdoor pas op wanneer de lever al behoorlijk beschadigd is. De mate van de verhoging en de verhouding tussen de verschillende leverfuncties geven een aanwijzing in de richting van de soort leveraandoening. Om een definitieve diagnose te stellen is aanvullend onderzoek vaak noodzakelijk

Veranderde leverfuncties wijzen niet altijd op een leveraandoening. Het kan ook veroorzaakt worden door alcoholgebruik, medicijngebruik, ondervoeding, ernstig overgewicht en erg vet eten. In eerste instantie onderneemt een arts bij licht verhoogde waardes daarom vaak nog niets. De arts zal u adviezen geven over gezonde voeding, (over)gewicht, alcohol- en medicijngebruik. Mogelijk kunt u overstappen naar andere medicijnen, die minder schadelijk zijn voor de lever. In veel gevallen worden de leverfuncties vanzelf weer normaal als u zich houdt aan de adviezen van de arts. Het is verstandig om binnen enkele maanden opnieuw bloedonderzoek te doen. 

Een licht verhoogde gamma-GT waarde heeft meestal te maken met gebruik van alcohol en/of medicijnen, leververvetting en extreem overgewicht. Een sterk verhoogde gamma-GT waarde wijst op alcoholmisbruik of een belemmerde afvoer van galvloeistof. Dit kan veroorzaakt worden door galstenen, een vernauwing of afwijking aan de galwegen. Bij de meeste mensen die gezond zijn en geen leverafwijking hebben, ligt de GGT-waarde in het gebied van de normale waarden. 

Licht verhoogd:
Kleine alcoholconsumpties kunnen een kortdurende (24 uur) verhoging van de GGT veroorzaken. Roken geeft ook een stijging van de GGT. Bij vrouwen neemt de GGT met de leeftijd toe, niet bij mannen. De GGT is bij mannen hoger dan bij vrouwen. Ook het ras is van invloed; bij negroïden is de GGT ongeveer 2 maal hoger dan bij Kaukasiers.

Sterk verhoogd:
Deze uitslagen geven aan dat er iets aan de hand is met de lever, maar uit de GGT is niet af te leiden wat er mis is. Hoge waarden kunnen ook passen bij hartproblemen, alcoholproblemen, medicijngebruik (allerlei soorten). Na stoppen met alcohol kan de GGT nog wel een maand, of langer, verhoogd zijn.

Alkalische fosfatase
De test bepaalt de hoeveelheid van het enzym alkalische fosfatase in het bloed. Een enzym is een eiwit dat cellen helpt om een bepaalde stof om te zetten in een andere stof. Alkalische fosfatase zit in grote hoeveelheden in cellen die bot aanmaken en in de lever (met name in de galgangetjes). Kleinere hoeveelheden van het enzym zijn te vinden in de placenta en de darm. Verschillende delen van het lichaam maken ook verschillende vormen van alkalische fosfatase. Deze verschillende vormen worden iso-enzymen genoemd.

alkalische fosfatase is om te controleren of er afwijkingen in de lever of in het botweefsel zijn. Om onderscheid tussen lever of bot te maken wordt door de dokter de test gamma-glutamyltransferase (γGT) aangevraagd. Dit enzym wordt in de lever gemaakt op dezelfde plekken als alkalisch fosfatase, maar de botten maken dit enzym niet. Soms is het onduidelijk uit welk deel van het lichaam de alkalische fosfatase afkomstig is. Om dat te achterhalen kunnen de verschillende vormen (iso-enzymen) van alkalische fosfatase gemeten worden. Ook wordt de test gebruikt om te kijken of een medische behandeling van een leverziekte of uitzaaiingen van kanker in bot en lever werkt.

Bij volwassenen met een gezonde lever en gezond botweefsel is de hoeveelheid van het alkalische fosfatase in het bloed meestal minder dan 125 IU/l. Door de groei bij kinderen is het alkalische fosfatase waarde verhoogd t.o.v. die bij volwassenen. Bij kinderen is het alkalische fosfatase over het algemeen

Bij een verhoging van alkalische fosfatase met een verhoging van γGT is over het algemeen sprake van een leverafwijking. In deze gevallen zijn soms ook andere levertesten zoals bilirubine, ASAT of ALAT verhoogd. Alkalische fosfatase is ook vaak verhoogd bij een blokkade van de galwegen (bijvoorbeeld door galstenen of een tumor). In dit geval zijn alkalische fosfatase, γGT en bilirubine meestal veel sterker verhoogd dan ALAT en ASAT.

Bij een verhoging van alkalische fosfatase zonder verhoging van γGT is over het algemeen sprake van een beschadiging van het bot. Dit kan voorkomen bij herstellende botbreuken of bij patiënten die kanker hebben met uitzaaiingen in de botten. Vaak zijn dan ook calcium en fosfaat verhoogd. Bij sommige botziekten (bijv ziekte van Paget, waarbij botten vergroot en vervormd zijn), of bij uitzaaiingen van kanker in de botten, is vaak alleen alkalische fosfatase verhoogd, soms tot wel 30x hoger dan normaal.

CK
De referentiewaarden voor creatine kinase is bij vrouwen: 10 - 170 U/L en bij mannen: 20 - 200 U/L. Dit betekent dat een waarde die tussen deze grenzen ligt, niet afwijkend is.

Verhoogd:
Een verhoogde hoeveelheid CK, of een stijgende (in de tijd oplopende) hoeveelheid CK betekent dat er schade is aan de hartspier of aan andere spieren. Het kan ook betekenen dat de skeletspieren zwaar belast zijn geweest, zoals na hard trainen, het lopen van een (halve) marathon, de vierdaagse of soortgelijke inspanningen. naar mate men minder getraind is zal de spierschade groter kunnen zijn en dus leiden tot een hoger CK.

CK kan ook verhoogd zijn bij patiënten die statines (cholesterolverlagende medicatie) gebruiken. Meestal gaat dat ook gepaard met spierpijn. In dat geval moet contact worden gezocht met de dokter om de medicatie te herzien.
Als laatste moet genoemd worden de verhoging van CK ten gevolge van spierafbraak door een ziekte. Voorbeelden zijn vormen van spierdystrofie, dermatomyositis en polymyositis (algemene spierontstekingen).

Urinezuur
Bij gezonde mannen varieert de hoeveelheid urinezuur in bloed van 0,20 – 0,42 mmol/l en bij gezonde vrouwen vrouwen tussen 0,12 – 0,34 mmol/l.

Verhoogd:
Een verhoogde concentratie urinezuur betekent dat het lichaam de afbraak van cellen en celmaterialen niet goed kan verwerken. Ophoping van urinezuur kan jicht (gewrichtsontsteking) en niersteenvorming veroorzaken in een klein percentage van de patiënten. Bij een verhoogde hoeveelheid urinezuur is aanvullend onderzoek nodig om de oorzaak hiervan op te sporen (erfelijke stofwisselingsziekte, psoriasis, slechte nierfunctie, leukemie, chemotherapie of bestraling).

Verlaagd:
Lage concentraties urinezuur worden veel minder vaak gezien en geven zelden aanleiding tot zorg. Het kan samenhangen met bepaalde lever- of nierziekten, blootstelling aan toxische stoffen en zeer zelden met een erfelijke stofwisselingsziekte. Voor het aantonen van deze aandoeningen zijn andere testen nodig en is de urinezuurtest niet geschikt.

Ureum
Ureum is een product dat in de lever wordt gevormd bij de afbraak van eiwitten. Eiwitten krijgen we dagelijks via de voeding binnen. Ze worden in de lever afgebroken tot bouwstenen (aminozuren) die weer worden gebruikt voor de aanmaak van andere eiwitten die het lichaam nodig heeft. Bij de afbraak komt ook ureum vrij dat niet wordt hergebruikt. Het wordt in de nieren uit het bloed gefiltreerd en via de urine verwijderd. Omdat we dagelijks eiwitten eten en ook afbreken is er altijd een kleine hoeveelheid ureum in het bloed aanwezig. Als de nieren niet goed functioneren wordt ureum niet uitgeplast en zal de hoeveelheid in het bloed toenemen.

Wat betekent de uitslag?
Bij goed functionerende nieren varieert de hoeveelheid ureum in bloed van 2,5 - 7,5 mmol/L.Licht verhoogd: Bij een licht verhoogde ureumwaarde in het bloed (> 7,5 mmol/L en

Sterk verhoogd:
Bij een sterk verhoogde hoeveelheid ureum in het bloed (> 15 mmol/L) werken de nieren niet goed.

Verlaagd:
Vaak betekent een verlaagde ureumwaarde (

Creatinine (nierfunctie) 
Creatinine is een afbraakproduct van creatinefosfaat in het spierweefsel. Het wordt door ons lichaam in een vrij constante hoeveelheid geproduceerd, afhankelijk van de aanwezige hoeveelheid spiermassa. Creatinine wordt volledig door de nieren uit het bloed gefiltreerd en uitgescheiden in de urine. Hierdoor ontstaat een evenwichtsspiegel in ons bloed. Deze evenwichtspiegel is het resultaat van de productiesnelheid in de spieren en de uitscheiding door de nieren. De creatinineconcentratie in het bloed en de uitscheiding van creatinine in de urine vormen samen een maat voor het filtratievermogen van onze nieren. Dit is tevens de maat voor de hoeveelheid functionerend nierweefsel in zijn geheel.

Mannen hebben meestal een hogere concentratie creatinine in hun bloed dan vrouwen. Dat komt omdat zij meer skeletspieren hebben. Doorgaans hebben gespierde mensen een hogere creatinineconcentratie dan minder gespierde mensen. Het normale concentratieniveau ligt meestal tussen de 60 en 120 micromol/liter. Bij een verminderde nierfunctie stijgt het creatinine in ons bloed een klein beetje omdat het aanbod gelijk blijft, terwijl de uitscheiding afneemt.

IJzer

Normaal:
Bij gezonde personen is de gemiddelde ijzerserumwaarde ongeveer 20 µmol/l 

Verhoogd:
Serumijzer is dan (veel) hoger dan 30 µmol/l. In dat geval kan er sprake zijn van ijzerstapeling, een ziekte waarbij het lichaam constant te veel ijzer opneemt uit het voedsel in de darm omdat de darmcellen 'denken' dat het lichaam te weinig ijzer heeft. Verhoging kan ook voorkomen bij patiënten die net begonnen zijn met het slikken van ijzertabletten.

Verlaagd:
Dit komt veel voor. Bij de menstruatie kunnen vrouwen bijvoorbeeld "te veel" bloed verliezen waardoor ijzergebrek ontstaat, en dat kan leiden tot bloedarmoede (anemie). Deze vorm van bloedarmoede heet ijzergebreksanemie. 

Albumine
Normaal is albumine bij volwassenen 35-55 g/L. Albumine is lager bij mensen die liggen, bij pilgebruik, bij zwangeren en bij ouderen.

Verhoogd:
Een hoge albuminewaarde komt eigenlijk alleen voor bij uitdroging.

Verlaagd:
Een lage hoeveelheid albumine in het bloed kan wijzen op een leverziekte. Specifieke levertesten zijn nodig om te kijken om welke vorm van leverziekte het gaat.

Een laag albumine kan ook wijzen op ziekten waarbij via de nieren albumine uit het bloed in de urine lekt en het lichaam albumine verliest via urine. In dit geval kan de hoeveelheid albumine in de urine worden gemeten.

Een lage albuminewaarde komt ook voor bij ontstekingen, shock en bij ondervoeding. Verder kan een lage albuminewaarde wijzen op niet goed functioneren van de darmen waardoor het lichaam eiwitten niet goed kan opnemen en verteren. Dit komt bijvoorbeeld voor bij de ziekte van Crohn of bij spruw (ontsteking als gevolg van een schimmelinfectie).

Albumine is ook laag als door een darmziekte grote hoeveelheden eiwitten via de ontlasting verloren gaan.

PSA: Prostaat Specifiek Antigeen
Het Prostaat Specifiek Antigeen (PSA) is een eiwit dat normaal in geringe mate in het bloed aanwezig is. Het wordt gevormd in het klierweefsel van de prostaat, zowel in een gezonde als in een zieke prostaat. Het is waarschijnlijk een maat voor activiteit van bepaalde delen van het prostaatweefsel, maar het is nog niet duidelijk waardoor de verschillende PSA-waarden worden veroorzaakt. Wel is duidelijk dat bij het ouder worden het PSA-gehalte in het bloed kan stijgen zonder dat er afwijkingen aan de prostaat worden gevonden.

PSA is momenteel de belangrijkste substantie in het bloed om prostaatkanker vast te stellen. Sinds de ontdekking (pas in 1971 werd PSA voor het eerst gevonden) is men dit steeds vaker gaan onderzoeken en dit heeft geleid tot een forse toename van het aantal vroeg ontdekte prostaatkankers. Echter, spoedig bleek ook dat niet bij alle vormen van prostaatkanker het PSA verhoogd is en dat lang niet iedere verhoging ook gepaard gaat met kanker.

Bij waarden in het grijze gebied (zie ook waarden en interpretatie) is het nuttig om ook de verhouding tussen vrij PSA en totaal PSA (free ratio) te meten. Als deze waarde kleiner is dan 0,25 dan neemt de waarschijnlijkheid voor prostaatkanker toe. 1 op de 6 patiënten met een waarde van minder dan 0,25 heeft daadwerkelijk prostaatkanker. 

Recent onderzoek heeft aangetoond dat de meeste levensbedreigende prostaattumoren erg langzaam groeien. Hierdoor stijgt het PSA slechts langzaam. De invloed van prostaatvergroting en -ontsteking is dan zo groot dat het vermogen om agressieve tumoren te voorspellen aan de hand van een verhoogd PSA-gehalte geheel verdwenen is.

De interpretatie van de PSA-uitslag is niet eenvoudig want met de leeftijd neemt het PSA-gehalte in het bloed toe, zonder dat er sprake hoeft te zijn van enige afwijking aan de prostaat. Boven de 50 jaar blijken 2 op elke 10 mannen (20%) een verhoogde PSA-waarde te hebben. Die verhoogde waarde kán op prostaatkanker wijzen, maar komt ook voor bij een goedaardige prostaatvergroting, een urineweginfectie of een prostaatontsteking. Daarom is bij een verhoogde PSA-waarde altijd aanvullend onderzoek nodig. Echter, hoe hoger de PSA-waarde is, des te aannemelijker het is dat er sprake is van prostaatkanker.

De PSA “normaalwaarden” verschillen as per laboratorium waardoor vergelijking tussen verschillende ziekenhuizen soms lastig is.. De waarde van het PSA is veelal ook leeftijdsafhankelijk. 

Met het ouder worden en het groeien van de prostaat zal ook het PSA stijgen.

 Gemiddelde normaalwaarden per leeftijdscategorie 

 Leeftijd Waarde normaal is kleiner dan;

 40-49

 

 50-59

 

 60-69

 

 70-79

 

Ifobt DikkeDarmkankertest
De bepalingsmethode: als er hemoglobine aanwezig is in de ontlasting, bindt dat in de testvloeistof aan zogenaamde antilichamen tegen menselijk hemoglobine. Die ‘klontering’ zorgt voor een troebeling in de testbuis. In de analyseapparatuur worden lichtstralen door de testbuis gestuurd. Naarmate er meer troebeling is (en dus meer hemoglobine) worden die lichtstralen meer gehinderd; de daardoor ontstane afwijking van lichtsterkte die wordt gemeten is een maat voor de hoeveelheid bloed in de ontlasting. 

Er zijn 3 soorten uitslagen mogelijk;

  • Uitslag op uw labrapport kleiner dan 50: De uitslag is gunstig (

      In het kader van het bevolkingsonderzoek is er geen aanleiding voor vervolgonderzoek in het ziekenhuis. U hoeft niets te doen.    
      Over twee jaar krijgt u opnieuw een uitnodiging voor het bevolkingsonderzoek. Bent u vanaf dat moment ouder dan 75 jaar, dan
      krijgt u geen nieuwe uitnodiging.

  • Uitslag op uw labrapport hoger dan 50:  Er is bloed in uw ontlasting gevonden

      Wat betekent dit? De test toont geen kanker aan, maar de aanwezigheid van bloed in de ontlasting. Dit kan te maken hebben    
      met darmkanker of poliepen. Poliepen kunnen een voorstadium van darmkanker zijn. Het bloed kan ook afkomstig zijn van
      aambeien of andere aandoeningen. Om te weten te komen of er sprake is van darmkanker of poliepen, is vervolgonderzoek
      nodig. 

  • Geen uitslag bekend

      Het is ook mogelijk dat er nog geen uitslag bekend is. Hiervoor kunnen verschillende redenen zijn. U krijgt dan het verzoek om  
      opnieuw de ontlastingstest uit te voeren.

Betrouwbaarheid
Uit grote onderzoeken is gebleken dat ongeveer 1 op de 12 mensen tussen 55 en 75 jaar een positieve testuitslag krijgt. De kans dat een belangrijke afwijking in de darmen met een eenmalige test wordt opgespoord is 60% tot 85%.

Een test kan ook ten onrechte positief zijn. Dat wil zeggen dat er bij aanvullend onderzoek geen afwijkingen worden gevonden. De kans hierop is 50%.

Deze test spoort alleen bloed op in de ontlasting. Als er een kwaadaardig gezwel in de darmen zit dan is de uitslag van de test vrijwel altijd positief. Omdat er in dit geval meestal wel bloed in de ontlasting zit. Bij een (kleine) poliep is dit niet altijd het geval. Omdat er niet altijd sprake is van bloed in de ontlasting bij een poliep is de betrouwbaarheid van de test in deze situatie ook lager.
 Op de gebruiksaanwijzing van de test staat ook nadere uitleg over de gevoeligheid en de nauwkeurigheid. Een positieve test betekent 50% kans op een afwijking maar ook 50% dat er niets aan de hand is. De enige test die vrijwel 100% gevoelig en nauwkeurig is, is een kijkonderzoek van de dikke darm (coloscopie). Een dergelijk onderzoek is echter te belastend en ook te duur om als screeningsinstrument in te zetten bij patiënten zonder klachten of zonder verhoogd risico. 

Beschikbare consulten:
-Telefonisch consult HelloDoc

Place comment