Vitaminen en Mineralen Best
Wat betekent de uitslag van Vitaminen en Mineralen Best?
Deze vitamine- en mineralencheck geeft u een en overzicht van uw vitamine- en mineralenspiegels.
HEMATLOGIE
WBC(leukocyten) Witte bloedcellen
Verhoogd:
Bij infecties, ontstekingen en kanker.
Verlaagd:
Bij medicijngebruik (bijvoorbeeld methotrexaat), bij sommige auto-immuunziekten, bij sommige ernstige infecties en bij het niet goed werken van het beenmerg.
RBC(erytrocyten) Rode bloedcellen
Verlaagd:
Bij een bloedarmoede.
Verhoogd:
Bij een toegenomen aanmaak en bij vloeistof verlies door diarree, uitdroging of brandwonden.
Hemoglobine
De normaalwaarden (referentiewaarden) van hemoglobine zijn onder andere afhankelijk van leeftijd en geslacht.
Een verhoogd hemoglobine kan het gevolg zijn van:
- uitdroging
- verhoogde aanmaak van rode bloedcellen in het beenmerg
- ernstige longziekten
- Langdurig verblijf op grote hoogte (>2000 meter)
Een verlaagd hemoglobine kan het gevolg zijn van:
- Ijzergebrek of gebrek aan de vitaminen foliumzuur en vitamine-B12
- erfelijke hemoglobine afwijkingen zoals bij sikkelcel anemie of thallassemie
- erfelijke aandoeningen van rode bloedcellen
- lever afbraak (levercirrose)
- overmatig bloedverlies
- verhoogde afbraak van rode bloedcellen
- nierziekten
- chronische ontstekingsziekten
- slecht functionerend beenmerg (aplastische anemie)
Hematocriet
Verlaagd:
Verlaagd hematocriet duidt op bloedarmoede, bijvoorbeeld veroorzaakt door ijzergebrek. Andere oorzaken van een verlaagd hematocriet kunnen zijn vitaminegebrek, een bloeding, leverziekten of kanker. Verder onderzoek is nodig om de oorzaak van de bloedarmoede op te sporen.
Verhoogd:
Verhoogd hematocriet wordt meestal veroorzaakt door uitdroging. Inname van voldoende vocht lost dit probleem meestal op. Een andere oorzaak van een hoog hematocriet kan de ziekte polycytemia vera zijn. Hierbij worden in het beenmerg te veel rode bloedcellen aangemaakt. Ook komt verhoogd hematocriet voor als de longen niet goed functioneren waardoor het lichaam te weinig zuurstof krijgt. Om dit zuurstofgebrek te compenseren maakt het beenmerg meer rode bloedcellen aan en dat leidt tot verhoogd hematocriet.
MCV
Verhoogd:
Een te hoge MCV waarde kan duiden op bloedarmoede ten gevolge van tekort aan vitamine B12 en/of foliumzuur.
Verlaagd:
Een te lage MCV waarde kan duiden op bloedarmoede ten gevolge van ijzergebrek. Ook bij patiënten met thalassemie (afwijking van het hemoglobine eiwit in de rode bloedcellen) is de MCV te laag.
MCH
MCH is de afkorting voor de Engelse term ‘mean corpuscular hemoglobin'. De MCH-test bepaalt de hoeveelheid hemoglobine (zuurstoftransporterend eiwit) in de rode bloedcellen en geeft daarmee informatie over de rode bloedcellen en over de verspreiding van zuurstof in het lichaam.
De MCH wordt niet direct gemeten, maar berekend uit de hoeveelheid hemoglobine en het aantal rode bloedcellen. De MCH-waarde zegt iets over de mate van hemoglobinevulling van de rode bloedcellen. De test maakt deel uit van het complete bloedonderzoek.
Afwijkende MCH-waarden komen voor bij mensen met bloedarmoede of afwijkende rode bloedcellen.
MCHC (Mean Corpuscular Hemoglobin Concentration)
Verlaagd:
Kan verlaagd zijn als het MCV verlaagd is.
Verhoogd:
Een verhoging hangt af van de hoeveelheid hemoglobine dat in een rode bloedcel past
Trombocyten
Verhoogd:
Infecties en ontstekingen, ijzergebrek en miltverwijdering kunnen het aantal trombocyten tijdelijk verhogen. Soms komt een hoog trombocyten aantal voor zonder aanwijsbare reden en zonder gevolgen. Ook kan in geval van bepaalde beenmergziekten (zogeheten myeloproliferatieve ziekten) het aantal trombocyten verhoogd zijn. Bij deze beenmergziekten kan zowel een bloedingsneiging voorkomen als het makkelijker vormen van een stolsel (trombose).
Verlaagd:
Een laag trombocyten aantal kan worden veroorzaakt door een verminderde aanmaak van trombocyten in het beenmerg of door een versnelde afbraak in het bloed. In beide gevallen kan het aantal trombocyten zo laag worden dat er spontaan bloedingen optreden.
Natrium (vochtbalans)
Een te laag natrium in het bloed wordt ook wel een hyponatriëmie genoemd. Tussen de 120 en 135 mmol/l spreekt men van een milde hyponatriëmie, onder de 120 mmol/l van een ernstige.
De symptomen van een laag natrium zijn oa:
- hoofdpijn
- misselijkheid
- braken
- verwardheid
- bewustzijnsdaling
- insulten
- ademstilstand
- hartstilstand
Kalium
Een verhoogde kaliumconcentratie, dus hoger dan 5,0 mmol/l (hyperkaliëmie) past bij:
- te veel inname van kalium bijvoorbeeld door vruchten of sappen met een hoog kaliumgehalte
- te hoge toediening van een vochtinfuus dat veel kalium bevat
- plotseling of langzaam optredend nierfalen
- de ziekte van Addison (tekort aan de hormonen cortisol en aldosteron)
- hypoaldosteronisme (tekort aan het hormoon aldosteron)
- weefselschade
- infectie
- diabetes
- uitdroging
Hyperkaliëmie kan ook optreden bij sommige patiënten die bepaalde medicijnen slikken, zoals onder andere bloeddrukregulerende medicijnen en kaliumsparende plastabletten.
Een verlaagde kaliumconcentratie, dus lager dan 3,5 mmol/l (hypokaliëmie) past bij:
- uitdroging
- overgeven
- diarree
- verminderde kaliuminname (zeldzaam)
Bij mensen met suikerziekte kan het kalium dalen na toediening van insuline, met name wanneer de patiënt een tijdje slecht gereguleerd is geweest (langdurig te hoge of te lage bloedglucosewaarde). Wanneer er plastabletten geslikt worden, kan het kaliumgehalte te veel dalen. De dokter zal daarom regelmatig het kalium laten controleren indien plastabletten geslikt worden.
Foutief verhoogd:
Soms stroomt tijdens de bloedafname het bloed te snel of te langzaam in het afnamebuisje. Hierdoor gaan bloedcellen kapot en wordt het kaliumgehalte dat gemeten wordt vals verhoogd. Ook het herhaaldelijk ballen van de vuist of onjuiste behandeling van het bloedbuisje (te warm, te lang onderweg naar het laboratorium, te ruw behandeld) veroorzaakt een vals verhoogde uitslag. Als er getwijfeld wordt of het bloed wel goed is afgenomen kan de dokter vragen om een nieuwe bloedafname. Voordat een eventuele behandeling gestart kan worden, moet de kaliumtest overnieuw gedaan worden.
Calcium
Als de hoeveelheid calcium normaal is en ook de andere labtesten niet afwijkend zijn, is de calciumhuishouding in orde. De referentiewaarden in bloed voor totaal calcium liggen tussen de 2,10-2,55 mmol/l.
Verhoogd:
Als er te veel calcium in het bloed is, kan dat komen door een verhoogde productie van het bijschildklierhormoon PTH (mogelijk als gevolg van een veelal goedaardige tumor in de bijschildklier). Hierdoor wordt er in de darmen teveel calcium opgenomen en uit te botten teveel calcium vrijgemaakt. Ook als gevolg van uitzaaiing van kanker naar de botten kan het calciumgehalte in het bloed toenemen.
Andere oorzaken voor een verhoogd calcium in bloed zijn:
- snel werkende schildklier
- sarcoïdose
- tuberculose
- langdurige immobiliteit
- niertransplantaat
- te veel inname van vitamine D tabletten
- te veel inname van plastabletten
Verlaagd:
Een lage hoeveelheid calcium in bloed wordt meestal veroorzaakt door verminderd eiwit in het bloed. Het totale calciumgehalte is dan verlaagd, maar het geïoniseerde calcium is normaal. De calciumhuishouding is dan dus ook niet verstoord.
Andere oorzaken voor een verlaagd calciumgehalte in bloed zijn:
- verminderde productie van het bijschildklierhormoon PTH
- langzaamwerkende schildklier
- ongevoeligheid voor de werking van PTH (erfelijk bepaald)
- extreem tekort van calcium door ondervoeding
- tekort aan magnesium
- te veel fosfaat
- plotselinge ontsteking van de alvleeskleer (pancreatitis)
- nierfalen
- alcoholisme
- tetanusinfectie (straatvuil)
IJzer
Normaal:
Bij gezonde personen is de gemiddelde ijzerserumwaarde ongeveer 20 µmol/l
Verhoogd:
Serumijzer is dan (veel) hoger dan 30 µmol/l. In dat geval kan er sprake zijn van ijzerstapeling, een ziekte waarbij het lichaam constant te veel ijzer opneemt uit het voedsel in de darm omdat de darmcellen 'denken' dat het lichaam te weinig ijzer heeft. Verhoging kan ook voorkomen bij patiënten die net begonnen zijn met het slikken van ijzertabletten.
Verlaagd:
Dit komt veel voor. Bij de menstruatie kunnen vrouwen bijvoorbeeld "te veel" bloed verliezen waardoor ijzergebrek ontstaat, en dat kan leiden tot bloedarmoede (anemie). Deze vorm van bloedarmoede heet ijzergebreksanemie.
Vitamines:
Vitamine A (retinol)
De test meet de hoeveelheid vitamine A in bloed. Vitamine A is nodig voor de groei, voor een gezonde huid, gezonde slijmvliezen en voor het goed functioneren van de ogen en het afweersysteem. Belangrijke bronnen voor vitamine A zijn de inname van lever, vis en boter. Groenten en fruit bevatten bèta-caroteen, een voorloper van vitamine A. Daarnaast wordt er in Nederland vitamine A toegevoegd aan margarine, halvarine en bak- en braadproducten.
Gebrek aan vitamine A kan optreden bij een voedingspatroon met een te lage hoeveelheid vitamine A of bij slechte opname van vitamine A uit de voeding, bijvoorbeeld bij bepaalde darmaandoeningen. Vitamine A tekort leidt tot verminderde weerstand en daarnaast kan een vitamine A tekort droge en schilferige huid en dof haar veroorzaken. Bij een chronisch vitamine A tekort ontstaat er een storing in het gezichtsvermogen. Nachtblindheid is hiervan het eerste symptoom. Dit kan overgaan in totale blindheid door een ziekte die xeroftalmie wordt genoemd. Dit komt vooral voor in ontwikkelingslanden, waar een vitamine A tekort de voornaamste oorzaak van blindheid is.
Te veel vitamine A kan leiden tot ‘hypervitaminose A'. Symptomen zijn onder meer gebrek aan eetlust, verminderd gezichtsvermogen, hoofdpijn, misselijkheid, vermoeidheid, duizeligheid, spierpijn, oogafwijkingen, neusbloedingen, haaruitval en/of uitdroging van huid en slijmvliezen. Vooral bij zwangerschap moet worden gelet op vitamine A. Te veel vitamine A kan misvormingen van de vrucht veroorzaken. Voor Nederland wordt een ‘veilige bovengrens van inneming' aangehouden van 3000 microgram per dag (10.000 IE); aan supplementen mag maximaal 1200 microgram (is 4000 IE) vitamine A worden toegevoegd, wat ook veilig is voor zwangere vrouwen.
Een tekort kan onder andere ontstaan als gevolg van een gestoorde vetvertering en/of vetabsorptie (vetopname), het niet goed functioneren van de alvleesklier of bij maagverkleining en door leverziekten, darminfecties, alcoholisme en anorexia nervosa. In ontwikkelingslanden is vitamine A tekort een belangrijke oorzaak van blindheid bij kinderen. De dokter vraagt de test ook aan als het vermoeden bestaat dat patiënten door gebruik van bijvoorbeeld vitaminepillen of andere supplementen te veel vitamine A innemen. Vooral zwangere vrouwen moeten oppassen omdat een (te) hoge inname van vitamine A de foetus kan beschadigen. Vrouwen die zwanger zijn, of zwanger wensen te worden, dienen extra vitamine A en vitamine A supplementen te vermijden.
De streefwaarde voor vitamine A ligt tussen de 1,0 en 2,2 micromol/L.
Waarden lager dan 0,35 micromol/l wijzen op een afwijking.
Vitamine B1 (thiamine) ook wel bekend als aneurine, antiberiberi-vitamine
Vitamine B1 maakt onderdeel uit van het vitamine B-complex. Vroeger dacht men dat er maar één vitamine B was. Later bleek vitamine B uit meerdere afzonderlijke vitamines te bestaan. B-vitamines zijn wateroplosbare vitamines. Vitamine B1 zorgt voor de verbranding van koolhydraten uit ons voedsel, waardoor we energie krijgen. Daarnaast speelt het ook een rol in het zenuwstelsel en bij het functioneren van het hart.
De belangrijkste bronnen van deze vitamine zijn varkensvlees en graanproducten. 100 gram mager varkensvlees bevat ongeveer de helft van de hoeveelheid die we dagelijks nodig hebben. De meeste voedingsmiddelen hebben een laag gehalte aan vitamine B1.
Er zijn weinig tot geen nadelige effecten bekend van een hoge vitamine B1-inname. Er is daarom geen veilige bovengrens vastgesteld. Het Vitamine Informatie Bureau hanteert een richtlijn van maximaal 5 x de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid (ADH) per dag. Deze richtlijn is gebaseerd op de maximaal veilige bovengrenzen die opgesteld zijn in Nederland, de Europese Unie en de Verenigde Staten. Er zijn geen nadelige effecten bekend van een te hoge inname van vitamine B1.
Een tekort aan vitamine B1 kan leiden tot problemen gerelateerd aan het zenuwstelsel zoals depressie, een verlaagde irritatiedrempel, concentratieproblemen en geheugenverlies. Andere verschijnselen zijn spierzwakte, verminderde reflexen, verminderde eetlust, gewichtsverlies en maagstoornissen. Na aanvulling van vitamine B1 verdwijnen de meeste verschijnselen, maar de veranderingen in het zenuwstelsel zijn blijvend. Beriberi is de klassieke vorm van een vitamine B1-tekort. Een ernstig vitamine B1-tekort kan het gevolg zijn van chronisch overmatig alcoholgebruik in combinatie met een voeding die weinig vitamine B1 bevat. Het geheel van de psychische stoornissen
Verlaagd:
Bij onvoldoende inname kan een vitamine B1-tekort ontstaan. Oudere mensen en zwangere of zogende vrouwen moeten vaak wat extra innemen, omdat ze een grotere behoefte hebben aan vitamine B1. In geval van alcoholisme en anorexia kan door slechte voeding en slechte opname van vitamine B1 uit de darm een tekort ontstaan.
Verhoogd:
Als het lichaam een teveel aan vitamine B1 binnenkrijgt, dan is dat geen probleem. Dit wordt gewoon uitgeplast.
Vitamine B2 (FAD)
Vitamine B2 (riboflavine) maakt onderdeel uit van het vitamine B-complex. Vroeger dacht men dat er maar één vitamine B was. Later bleek vitamine B uit meerdere afzonderlijke vitamines te bestaan. B-vitamines zijn wateroplosbare vitamines. Vitamine B2 speelt een rol bij de instandhouding van het zenuwstelsel, de spijsvertering en de energiehuishouding. Ook is het van belang voor een gezonde huid en het gezichtsvermogen. Vitamine B2 draagt bij aan de bescherming van de cellen in het lichaam tegen oxidatieve schade.
Riboflavine is een wateroplosbaar vitamine. Riboflavine is een vitamine van het Vitamine B-complex. Het Vitamine B-complex bestaat uit acht vitamines. De opname van riboflavine geschied met name op passieve wijze. In sommige organen (lever, nieren en hart) wordt riboflavine opgeslagen als twee coenzymen (FAD en FMN) die betrokken zijn bij de energievrijmaking van de cel. Riboflavine wordt met de urine uitgescheiden.
Belangrijke bronnen van vitamine B2 zijn zuivel, vlees(waren), groenten, fruit en graanproducten
De Gezondheidsraad heeft de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid vitamine B2 voor volwassen mannen vastgesteld op 1.5 milligram en voor vrouwen op 1.1 milligram. Dit komt overeen met 4 glazen melk. Een overzicht van de vitamine B2 behoefte tijdens alle levensfasen is te vinden bij ‘hoeveel heb ik nodig?’.
Er zijn weinig tot geen nadelige effecten bekend van een hoge vitamine B2-inname. Er is daarom geen veilige bovengrens vastgesteld. Het Vitamine Informatie Bureau hanteert een richtlijn van maximaal 5 x de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid (ADH) per dag. Deze richtlijn is gebaseerd op de maximaal veilige bovengrenzen die opgesteld zijn in Nederland, de Europese Unie en de Verenigde Staten.
Er zijn weinig tot geen nadelige effecten bekend van een hoge vitamine B2 inname.
Bij een tekort aan vitamine B2 kunnen er ontstekingen van de huid ontstaan, voornamelijk bij de mondhoeken. Een vitamine B2-tekort kan leiden tot een verlaging van het hemoglobinegehalte en kan vermoeidheidsklachten geven. Dat is riskant: hemoglobine is de rode kleurstof in ons bloed en vervoert zuurstof in het bloed van de longen naar alle cellen in ons lichaam.
Vitamine B6
Vitamine B6 (pyridoxine) maakt onderdeel uit van het vitamine B-complex. Vroeger dacht men dat er maar één vitamine B was. Later bleek vitamine B uit meerdere afzonderlijke vitamines te bestaan. B-vitamines zijn wateroplosbare vitamines. Vitamine B6 (pyridoxine) is belangrijk voor de weerstand en de spijsvertering. Daarnaast speelt het een rol bij de vorming van rode bloedcellen. Het is van belang voor de energievoorziening. Vitamine B6 zorgt verder voor een goede werking van het zenuwstelsel.
Goede bronnen van vitamine B6 zijn vlees, eieren, vis, graanproducten, aardappelen en peulvruchten. Groenten, melk en kaas bevatten vitamine B6 in kleinere hoeveelheden.
De aanbevolen dagelijkse hoeveelheid vitamine B6 is voor volwassen mannen en vrouwen (19-50 jaar) vastgesteld op 1,5 milligram. Dit komt overeen met zes sneetjes volkorenbrood.
Voor vitamine B6 is een veilige bovengrens vastgesteld van 25 mg per dag. Deze hoeveelheid staat gelijk aan maar liefst 10 kilo aardappelen of 65 bananen.
Wat zijn de gevolgen van een teveel aan vitamine B6?
Hoge doseringen vitamine B6 kunnen leiden tot afwijkingen aan het zenuwstelsel. Daarnaast kan lichtgevoeligheid of een verslechtering van de geheugen- en denkprocessen optreden.
Wat zijn de gevolgen van een tekort aan vitamine B6?
Bij zuigelingen leidt een tekort aan vitamine B6 tot verschijnselen als stuipen, overgeven en gewichtsverlies. Bij volwassenen zijn verschillende symptomen waargenomen, zoals ontstekingen van de tong en de huid, depressie, verwardheid, vermoeidheid en aandoeningen van het zenuwstelsel. Vaak valt een tekort aan vitamine B6 op door veranderingen in de huid rond de ogen, neus en mond. Bij gezonde mensen varieert de vitamine B6 waarde tussen 26 en 102 nmol/L.
Verlaagd:
Een vitamine B6 waarde lager dan 35 nmol/L kan wijzen op een tekort aan vitamine B6. Dat kan gepaard gaan met bloedarmoede, zenuwaandoeningen, verminderde groei en verminderde weerstand. Gebruik van het geneesmiddel isoniazide (toegepast bij tuberculose) geeft een verhoogd risico op een tekort aan vitamine B6.
Verhoogd:
Een vitamine B6 waarde hoger dan 110 nmol/L kan wijzen op een overdosering waardoor aandoeningen aan de zenuwen in de armen en benen kunnen ontstaan.
Foliumzuur vitamine B11
Foliumzuur is noodzakelijk voor het aanmaken en herstellen van cellen en weefsels. De stoffen worden niet aangemaakt door het lichaam zelf en moeten worden opgenomen via de voeding.
Zowel foliumzuur is vooral aanwezig in dierlijke producten zoals (rood) vlees, vis, gevogelte, melk en eieren en in graanproducten zoals brood en cornflakes. Foliumzuur bevindt zich bovendien in bladgroenten, citrusvruchten, bonen en peulvruchten.
Vooral bij de aanmaak van rode bloedcellen is voldoende vitamine B12 en foliumzuur noodzakelijk. Foliumzuur speelt een grote rol bij de celdeling en is dan ook van groot belang tijdens de zwangerschap in verband met het groeien van de foetus.
Een tekort aan foliumzuur of vitamine B12 kan worden veroorzaakt door:
- verminderde opname uit voedsel, doordat iemand te weinig producten eet die vitamine B12 of foliumzuur bevatten, of doordat de
darmen het vitamine B12 en foliumzuur niet goed kunnen opnemen. - een toegenomen uitscheiding via de nieren van vitamine B12 of foliumzuur. Dit kan veroorzaakt worden door sommige
geneesmiddelen of door overmatig alcoholgebruik.
Vitamine E (tocopherol)
Vitamine E is een een vetoplosbare vitamine, speelt een rol bij de aanmaak van rode bloedcellen en het in stand houden van spier- en andere weefsels. Ook is het belangrijk voor de weerstand. Vitamine E is een antioxidant: het beschermt de cellen in het lichaam tegen vrije radicalen. Vitamine E komt voor in plantaardige oliën en in plantaardige producten zoals granen, noten, zaden, groenten en fruit. Dierlijke producten bevatten relatief weinig vitamine E.
De maximale veilige dosis van vitamine E is, door de Gezondheidsraad, vastgesteld op 300 milligram per dag, dit is ongeveer 25 x de ADH. Deze hoeveelheid komt overeen met 4,5 kilogram noten.
In theorie zal een teveel aan vitamine E een stapeling in verschillende weefsels veroorzaken en hierdoor kan het de processen in die weefsels nadelig beïnvloeden. In de praktijk zijn er tot nu toe echter geen nadelige effecten bekend.
Wat zijn de gevolgen van een tekort aan vitamine E?
Ernstige verschijnselen als gevolg van een vitamine E-tekort zijn zeer zeldzaam en komen bijna alleen voor als gevolg van een ernstige stoornis in de opname van voedingsstoffen. Eventuele symptomen van een vitamine E-gebrek zijn bloedarmoede en schade aan de hersenen (hersenverweking).
Omrekeningsfactor: waarde in µmol/L gedeeld door 2.322 is mg/l
Vitamine H (biotine, ookwel Vitamine B8)
Biotine oftewel vitamine H wordt een wateroplosbaar vitamine genoemd. Het is echter niet goed oplosbaar in water. Biotine is nog slechter oplosbaar in de organische vloeistoffen. Biotine is wel goed oplosbaar in alcohol. Net zoals thiamine, riboflavine en niacine is biotine betrokken bij het vrijmaken van energie door de cel.
Biotine komt met name voor in dierlijke producten zoals lever, eigeel, vlees en vis. Het komt echter ook voor in sojabonen en volkoren graanproducten. Biotine wordt ook door de bacteriën van het maagdarm-kanaal gemaakt.
Biotine is een wateroplosbaar vitamine. Biotine is een vitamine van het Vitamine B-complex. Het Vitamine B-complex bestaat uit acht vitamines. De opname van biotine geschied met name op passieve wijze. Er is weinig bekend over de opslag van biotine. Biotine wordt met de urine uitgescheiden. Biotine is belangrijk in het vrijmaken van energie door de cel. Biotine fungeert als een coënzym voor geactiveerd koolstofdioxide.
De ADH van biotine is deels afhankelijk van de energie-inname. Wanneer veel energie (kcalorieën) wordt ingenomen, is veel biotine nodig. De ADH voor biotine is ongeveer 30 microgram/dag.
Een te lage inname van biotine komt zeer weinig voor. Vooralsnog zijn alleen in onderzoekssituaties biotinetekorten gevonden. In deze situaties is tijdelijk een zeer eenzijdige voeding gegeven met rauw ei-eiwit wat biotine in de darm bindt, waardoor het niet opgenomen kan worden. Bij tekorten aan biotine kan haaruitval, depressie, lethargie, hallucinaties, tintelingen in armen en benen en huiduitslag ontstaan. Om een deficiëntie te ontwikkelen moet je dagelijks gedurende een aantal maanden 24 rauwe ei-eiwitten eten. Er zijn nooit toxische effecten van overdosering gedocumenteerd.
Vitamine K1 (phylloquinone)
Vitamine K is een in vet oplosbare vitamine en bestaat uit twee componenten. Vitamine K komt voor in de voeding als fylichinon (vitamine K1) en in de dikke darm wordt menachinon (vitamine K2) gemaakt door bacteriën..
Wat is de functie van vitamine K?
Het lichaam heeft behoefte aan vitamine K om de volgende processen te ondersteunen:
- De bloedstolling
- De aanmaak van botweefsel
- Het soepel houden van de vaatwanden
25-OH-Vitamine D
Momenteel vindt een harmonisatie plaats van de streefwaarde voor vitamine D in Nederland, namelijk een 25(OH)D concentratie van 50-150 nmol/l, met een optimum van 75-80 nmol/l.
Verhoogd:
Een hoog vitamine D in de niet-werkzame vorm (25-hydroxy vitamine D) betekent meestal dat iemand te veel vitamine D binnen krijgt, bijvoorbeeld via vitaminepillen of andere supplementen. Een hoog vitamine D in de werkzame vorm (1,25-dihydroxy vitamine D) kan komen door te hoge productie van bijschildklierhormonen of bij ziekten zoals sarcoïdose of sommige lymfomen.
Een hoog vitamine D (concentraties boven 500 nmol/l) in combinatie met verhoogd calcium kan zorgen voor verkalking en schade aan organen zoals de nieren. Het lichaam probeert de hoeveelheid calcium te verlagen door calciumfosfaat af te zetten in de organen. De organen verkalken hierdoor en raken beschadigd.
Verlaagd:
Een laag vitamine D in de niet-werkzame vorm (25-hydroxy vitamine D) duidt op een vitamine D-tekort. Dit kan worden veroorzaakt door te weinig zonlicht, onvoldoende opname via de voeding of slechte opname vanuit de darmen. Een laag vitamine D in de werkzame vorm (1,25-dihydroxy vitamine D) kan ontstaan bij nierziekten. Het gebruik van sommige medicijnen tegen epilepsie kan leiden tot een minder goed functionerende lever waardoor deze minder vitamine D aanmaakt. Een te lage magnesiumwaarde kan leiden tot een verlaagde calciumwaarde. Het lichaam kan dit niet herstellen met behulp van vitamine D en bijschildklierhormoon (PTH). Na toediening van magnesium en calcium wordt de regulatie weer hersteld.
Vitamine D wordt aangemaakt in de huid, echter het zonlicht moet een bepaalde intensiteit hebben. Indien de schaduw van het lichaam langer is dan de werkelijke lichaamslengte is het lichaam niet meer in staat om zelf vitamine D aan te maken. Daarnaast kan vitamine D uit voedsel gehaald worden (vette vis, shiitake paddenstoelen, eierdooier, als additieven in margarine en braadvetten) of uit vitamine D pillen. De variant uit planten is de D2 variant maar wordt in het lichaam evengoed omgezet naar de werkzame metaboliet als de D3 vanuit dieren. Als indicatie van de relatie vitamine D inname (cholecalciferol) en de gemeten concentratie kan circa 1 microgram/dag voor elke nmol/l stijging aangehouden worden. Om van 50 naar 80 nmol/l 25(OH)D te gaan, is ongeveer 30 microgram cholecalciferol per dag nodig gedurende minimaal twee maanden
Beneden een 25(OH)D serumconcentratie van 20 nmol/l is de kans op rachitis en osteomalacie sterk vergroot (meerdere publicaties).
- Spierpijn en klachten treden op bij concentraties valrisico optreden bij concentraties
- De botdichtheid daalt beduidend bij waarden
- Door te streven naar een minimaal niveau van 75-80 nmol/l is winst te halen door risicoreductie voor meerdere soorten kanker
en voor auto-immuunziekten (Dawson-Hughes, Biscchoff-Ferrari e.a.). - Men moet naar nog hogere waardes (> 100 nmol/l) voor speciale resultaten zoals het verlagen van de incidentie van aanvallen
bij MS. - Tot een concentratie van circa 220 nmol/l bestaat geen gevaar voor een te hoog calcium.
Vitamine B12
Bij gezonde mensen varieert het gehalte vitamine B12 in het bloed tussen de 140 en 650 pmol/l Er is volgens de WHO (Wereldgezondheidsorganisatie) sprake van een tekort aan vitamine B12 indien de waarden lager zijn dan 150 pmol/l oftewel lager dan 200 ng/l. Bij laagnormale waarden voor vitamine B12 wordt soms aanvullend homocysteïne of methylmalonzuur in het bloed bepaald om op celniveau een tekort vast te stellen.
Mogelijke oorzaken een vitamine B12-tekort zijn:
- verminderde opname uit voedsel, doordat het dieet te weinig producten bevat met vitamine B12 of foliumzuur, of doordat het
lichaam vitamine B12 en foliumzuur niet goed opneemt vanuit de darmen. - tekort aan "intrinsic factor" in de maagwand waardoor vitamine B12 niet kan worden opgenomen vanuit het voedsel. Komt wel
voor bij maagklachten. - een toegenomen uitscheiding via de nieren van vitamine B12 of foliumzuur bijvoorbeeld als gevolg van overmatig alcoholgebruik
of het slikken van bepaalde medicijnen. - een toegenomen behoefte van vitamine B12 of foliumzuur, zoals tijdens de zwangerschap.
Verhoogd:
Verhoogde waarden van vitamine B12 wijzen meestal op inname van supplementen zoals vitaminepillen. Ook komen verhoogde waarden voor bij bepaalde leukemieën (bloedkanker). Er zijn geen nadelige effecten bekend van een hoge inname van vitamine B12. Daarom is er geen bovengrens aan te geven. Het Vitamine Informatie Bureau hanteert een richtlijn van maximaal vijf keer de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid (ADH) per dag. Deze richtlijn is gebaseerd op de maximaal veilige bovengrenzen die opgesteld zijn in Nederland, de Europese Unie en de Verenigde Staten.
ActiefVB12 Holotranscobalaminetest (HoloTc-test)
De HoloTc-test meet alleen de hoeveelheid actieve serum-B12 in het bloed. Deze is slechts op enkele plaatsen in Nederland beschikbaar. Er wordt als normale waarde een waarde tussen de 20 en de 120 pmol/l gesteld. Er wordt echter door verschillende Medische Centra een ondergrens van ongeveer 35 pmol/l geadviseerd en 35-50pmol wordt als grijs gebied bestempeld in verschillende Duitse onderzoeken. Omdat de test alleen de hoeveelheid actieve serum-B12 in het bloed meet kunnen er fouten in de B12-stofwisseling naar voren komen die de serum-b12 test niet laat zien.
Bij gezonde mensen ligt het percentage Actief-B12 tussen de 10% en 30% van het totaal B12. Bij personen met een B12 opnamestoornis blijkt dat deze verhouding anders ligt. Er is namelijk uit onderzoek gebleken dat de Actief-B12-waarde sneller daalt dan de totaal B12-waarde (serum B12). Dat heeft tot gevolg dat de Actief-B12 waarde al te laag kan zijn, wanneer de totaal B12-waarde nog laagnormaal is. Een tekort is op die manier eerder aan te tonen.
Met de Actief-B12-test kan er, bij personen met een B12-waarde tussen de 150 en 300 pmol/l, bij meer mensen een tekort worden aangetoond dan met de gewone B12-test. Een enkele keer komt het voor dat bij een totaal B12-waarde van 300 pmol/l de Actief-B12 al onder de 20 pmol/l is gezakt.
Hoewel de test wel een verbetering is ten opzichte van de totaal B12-test, is een nadeel dat de ondergrens van 20 pmol/l aan de lage kant is. De ondergrens is de laagste waarde die bij gezonde mensen is aangetroffen. Onderzoek laat zien dat wanneer men de grenswaarde op 36 pmol/l stelt, ca. 90 % van de patiënten met een werkelijk B12-tekort geïdentificeerd wordt. Maar ook wordt een aantal gezonde personen ten onrechte als ziek aangemerkt.
Als gevolg van kleine genetische verschillen tussen personen kan de cellulaire behoefte aan B12 tussen personen verschillen. Deze kleine genetische verschillen zijn nog onvoldoende in kaart gebracht. Het verklaart waarom de ene persoon al bij een Actief-B12 waarde van 36 pmol/l klachten heeft en de andere niet. Het is dus zo dat bij Actief-B12 waarden tussen de 20 en 36 pmol/l er een gerede kans bestaat dat er sprake is van een vitamine B12-tekort, zeker als u zich in de symptomen herkent.
Transferrine
Een gebrek aan ijzer kan er de oorzaak van zijn dat er te weinig hemoglobine (het zuurstofbindende eiwit in de rode bloedcellen) in het bloed wordt gevormd. Een te lage hoeveelheid hemoglobine in het bloed heet bloedarmoede of "anemie". De rode bloedlichaampjes zijn dan meestal kleiner en minder goed gevuld met hemoglobine dan normaal. Op basis van een serumijzer- of transferrine-test kan worden vastgesteld of verder onderzoek of behandeling van ijzertekort nodig is.
Bij ijzerstapeling (hemochromatose) is er juist een overschot aan ijzer in het lichaam. Als de arts vermoedt dat dit het geval is, of wanneer deze aandoening in de familie voorkomt, wordt vaak een transferrine-test (alsmede ook de ijzer- en ferrintinetest) aangevraagd om te zien of verder onderzoek noodzakelijk is.
Verhoogd:
Een verhoogde TIJBC of transferrine zou kunnen passen bij ijzergebrek. Maar ook bij zwangerschap en bij het gebruik van de (anticonceptie)pil kan de TIJBC verhoogd zijn.
Verlaagd:
Een verlaagde TIJBC of transferrine zou kunnen passen bij een overschot aan ijzer in het lichaam, zoals bijvoorbeeld bij hemochromatose. Ook bepaalde (erfelijke) vormen van bloedarmoede kunnen gepaard gaan met ijzerophoping. Een verlaagd TIJBC of transferrine kan ook wijzen op eiwitarme voeding of het minder goed functioneren van de lever.
Verhoogd ferritine bij normale transferrine saturatie
Dit duidt op een ontstekingsreactie, chronische ontstekingsprocessen, ijzerstofwisselingsproblematiek , leverafwijkingen of nierproblemen.
Ferritine
Ferritine is een eiwit dat vooral in de lever en in het beenmerg aanwezig is en dat wordt gebruikt om ijzer op te slaan. Een kleine hoeveelheid ferritine zit echter ook in het bloed. De hoeveelheid ferritine in bloed is een maat voor de hoeveelheid ferritine (en dus de hoeveelheid ijzer) in de lever en het beenmerg. IJzer is nodig voor de aanmaak van rode bloedcellen (hemoglobine) in het beenmerg. Als het lichaam te weinig ijzer heeft, zal eerst de reservevoorraad in de vorm van ferritine opgemaakt worden. Pas als er bijna geen ferritine meer is, maakt het lichaam te weinig rode bloedcellen aan en is er sprake van bloedarmoede. Bij teveel ijzer in het lichaam is de hoeveelheid ferritine in de weefsels en het bloed te groot en ontstaat een aandoening die men ijzerstapelingsziekte (hemochromatose) noemt.
- Een licht verhoogd ferritinegehalte (tot 400 μg/L) kan worden veroorzaakt door ijzerstapelingsziekte, leverziekte,
autoimmuunziekte, ontsteking of meerdere bloedtransfusies. - Een sterk verhoogd ferritinegehalte (boven 500 μg/L)kan worden veroorzaakt door ijzerstapelingsziekte, leverziekte of
autoimmuunziekte. - Een verlaagd ferritinegehalte (onder 10 μg/L) wijst op een ijzertekort waardoor bloedarmoede kan ontstaan.
Koper
Deze test meet het gehalte van koper in bloed of urine. Koper is een mineraal dat onmisbaar is voor het lichaam. Het wordt door het lichaam ingebouwd in enzymen. Deze enzymen spelen een belangrijke rol bij allerlei processen in het lichaam, bijvoorbeeld bij de productie van energie en de werking van de hersenen. Koper wordt opgenomen via de voeding (bijv. noten, chocolade, paddestoelen, schelpdieren en granen). Water kan ook koper bevatten wanneer de waterleidingen van koper zijn gemaakt of gekookt wordt in koperen pannen. Het koper wordt door de darm opgenomen en getransporteerd naar de lever. In de lever wordt het koper opgeslagen of gebonden aan het eiwit ceruloplasmine, waaraan het in het bloed wordt getransporteerd. Koper wordt uitgescheiden via de ontlasting en een klein deel verlaat het lichaam via de urine.
Deze test wordt gedaan wanneer iemand klachten heeft die lijken te passen bij de ziekte van Wilson, bij het Menkes-syndroom, bij koperstapeling, bij kopervergiftiging of bij een kopertekort. Het gaat dan vaak om klachten als bloedarmoede, misselijkheid, buikpijn, vermoeidheid, geelzucht en problemen met lopen en slikken. Ook wanneer in de familie problemen met de koperstofwisseling voorkomen, kan dit een reden zijn om koper aan te vragen.
De ziekte van Wilson is een erfelijke ziekte waarbij er te weinig van het eiwit ceruloplasmine in de lever wordt gemaakt. Ceruloplasmine is een bindingseiwit voor koper. Door een gebrek aan het eiwit hoopt het koper zich op in de lever, hersenen, nieren en het hoornvlies van het oog. De hoeveelheid koper in het bloed is verlaagd. De uitscheiding van koper in de gal is verminderd, de uitscheiding van koper met de urine is verhoogd.
Het syndroom van Menkes ('kinky hair syndrome') is een erfelijke ziekte die vooral bij jongens voorkomt. De darm neemt bij deze ziekte wel koper op uit het voedsel, maar geeft het daarna niet af aan de rest van het lichaam. Daardoor ontstaat er in de darm een overschot aan koper en in de rest van het lichaam een tekort.
Baby's hebben een kleine kopervoorraad, zeker wanneer ze te vroeg worden geboren. Wanneer ze worden gevoed met koemelk of andere voeding met weinig koper, kunnen ze deze voorraad niet aanvullen en kunnen ze een kopertekort krijgen.
Normaal:
Het kopergehalte moet altijd in combinatie met andere tests worden bekeken.
Verlaagd:
Een laag kopergehalte in bloed, in combinatie met een hoog kopergehalte in urine en een laag ceruloplasminegehalte in bloed kan duiden op de ziekte van Wilson. Een laag kopergehalte in zowel bloed als urine, met daarbij ook een laag ceruloplasminegehalte in bloed, duidt op een algemeen kopertekort of het Menkes-syndroom. Bij een algemeen kopertekort is er ook vaak bloedarmoede, bij het Menkes-syndroom meestal niet. Een algemeen kopertekort kan ontstaan door verschillende oorzaken, bijvoorbeeld door onvoldoende inname maar ook door koperverlies via de nieren (nefrotisch syndroom).
Verhoogd:
Een verhoogd kopergehalte kan een aanwijzing zijn voor een kopervergiftiging, maar het komt ook voor bij leverziekte, een hartaanval, een infectie, na een operatie, bij suikerziekte en bij problemen met de schildklier.
Let op! Bij zwangere vrouwen en vrouwen die 'de pil' (orale anticonceptie) gebruiken is de hoeveelheid twee tot drie maal hoger dan normaal. Pasgeboren kinderen hebben een lagere hoeveelheid koper in het lichaam.
Magnesium Intracellulair
De test meet de hoeveelheid magnesium (Mg) in het bloed. Normaal gesproken is slechts een klein gedeelte (ongeveer 1%) van alle magnesium in het lichaam aanwezig in het bloed. Magnesium is een mineraal dat aanwezig is in iedere cel van het lichaam. Het is onmisbaar voor de energieproductie, de werking van spieren en zenuwen en voor het behoud van de stevigheid van botten. Ongeveer de helft van de magnesiumvoorraad in het lichaam bevindt zich (in combinatie met calcium en fosfaat) in het bot. Voeding is de bron van magnesium. Het is aanwezig in vele voedingsstoffen, met name in groene bladgroenten zoals spinazie. De hoeveelheid magnesium in bloed, cellen en bot wordt door het lichaam constant gehouden. De regulatie gebeurt door aanpassing van opname (via de darmen) en uitscheiding (met de urine, via de nieren).
De test Magnesium Intracellulair meet de hoeveelheid van het mineraal magnesium in de rode bloedcellen. Veel artsen kennen het verschil niet tussen serum magnesium en RBC RodeBloedCel magnesium
Serum niveaus moeten op een exact niveau gehouden worden, anders stopt het hart met kloppen. Daarom wordt de serum concentratie meestal door je lichaam gehandhaafd, ten koste kan het magnesiumniveau in de cellen. De meeste laboratoria meten gewoon serum niveau en wordt aan patiënten onterecht verteld dat hun magnesium normaal is. Het is dus beter om Magnesium Intracellulair te meten.
Het essentiële (macro)mineraal magnesium is uitermate belangrijk voor de gezondheid. Magnesium is wat betreft hoeveelheid het vierde mineraal in het lichaam, na calcium, kalium en natrium. Het lichaam bevat circa 21 tot 28 gram magnesium; 60% daarvan is ingebouwd in botweefsel en tanden; 20% bevindt zich in spieren, 20% in andere zachte weefsels en lever, minder dan 1% circuleert in het bloed. Van alle magnesium bevindt zich 99% in cellen (intracellulair) of in botweefsel en 1% in de extracellulaire ruimte. Onvoldoende inname van magnesium met de voeding leidt tot gezondheidsklachten en vergroot de kans op een reeks chronische ziekten waaronder osteoporose, diabetes type 2 en hart- en vaatziekten. Net als in andere (geïndustrialiseerde) landen bevat de voeding van veel Nederlanders vaak minder magnesium dan is aanbevolen.
Verlaagd:
Een lage concentratie magnesium (hypomagnesiëmie) kan het gevolg zijn van:
- onvoldoende inname van magnesium via de voeding, vooral bij ouderen, mensen met ondervoeding en bij alcoholmisbruik
- onvoldoende opname van magnesium via de darmen bijvoorbeeld als gevolg van de ziekte van Crohn (ontstekingen in de wand
van de dunne darm) - onvoldoende opname van magnesium via de darmen t.g.v. het gebruik van maagzuurremmers (kleine categorie patiënten)
- te hoge uitscheiding van magnesium via de nieren te hoge of te lage hoeveelheden glucose (suiker) in het bloed
(ongecontroleerde diabetes) - verminderde activiteit van de bijschildklier (hypoparathyreoïdie)
- langdurig gebruik van plaspillen (diuretica)
- langdurige diarree
- na een chirurgische ingreep
- bij ernstige brandwonden
- bij zwangerschapsvergiftiging
Verhoogd:
Een verhoogde concentratie magnesium is zelden aan de voeding te wijten. Meestal is een verhoogd magnesium het resultaat van problemen bij uitscheiding of van kunstmatige toediening.
Een verhoogd magnesium kan worden gevonden bij:
- nierfalen
- overactieve bijschildklier (hyperparathyreoïdie)
- slecht werkende schildklier
- uitdroging
- verzuring (te lage pH) van het bloed bij diabetes (diabetische acidose)
- ziekte van Addison
- gebruik van magnesium bevattende laxeermiddelen
Zink
Voedingsvezels en fosfor hebben een belemmerende werking op de opname van zink. De maximale veilige dosis voor zink is 25 mg per dag. Dit komt overeen met acht gebakken hamburgers. Bij de veilige dosis gaat het om een gemiddelde waarde, waarbij een ruime marge is genomen. Dit betekent dat éénmalige of kortdurende overschrijding van de maximaal veilige dosis geen direct gevaar oplevert.
Wat zijn de gevolgen van een teveel aan zink?
Een acuut teveel aan zink is zeldzaam bij mensen. Wanneer er sprake was van een inname van een grote dosis zink in één keer, dan werd dit veroorzaakt door voeding of drank die in contact was gekomen met verzinkte blikken. De symptomen die hierbij optraden waren onder andere misselijkheid, braken, buikkrampen en diarree. Langdurige inname van teveel zink kan leiden tot onder andere anemie (bloedarmoede) en een vermindering van de weerstand.
Wat zijn de gevolgen van een tekort aan zink?
Zuigelingen kunnen door een tekort aan zink een groeiachterstand oplopen en ernstig ondervoed raken. Andere gevolgen van een zinktekort kunnen zijn: groeivertraging, verminderde smaak en reuk, huidafwijkingen en nachtblindheid.
Zie voor meer informatie op:
-http://www.vitamine-info.nl/
-http://www.zowerkthetlichaam.nl/
Beschikbare consulten:
-Telefonisch consult HelloDoc