Vitae-Bloedonderzoek

Wat betekent de uitslag van het Vitae-Bloedonderzoek?

Voor het Metabolic Balance Programma, dat gebaseerd is op je individuele bloedwaarden worden onderzoeken uitgevoerd.

HEMATLOGIE

WBC(leukocyten) Witte bloedcellen      

Verhoogd:
Bij infecties, ontstekingen en kanker.

Verlaagd:
Bij medicijngebruik(bijvoorbeeld methotrexaat), bij sommige auto-immuunziekten, bij sommige ernstige infecties en bij het niet goed werken van het beenmerg

RBC(erytrocyten) Rode bloedcellen        

Verlaagd:
Bij een bloedarmoede.

Verhoogd:
Bij een toegenomen aanmaak en bij vloeistof verlies door diarree, uitdroging of brandwonden.

Hemoglobine
De normaalwaarden (referentiewaarden) van hemoglobine zijn onder andere afhankelijk van leeftijd en geslacht.

Een verhoogd hemoglobine kan het gevolg zijn van:

  • uitdroging
  • verhoogde aanmaak van rode bloedcellen in het beenmerg
  • ernstige longziekten
  • Langdurig verblijf op grote hoogte (>2000 meter)

Een verlaagd hemoglobine kan het gevolg zijn van:

  • ijzergebrek of gebrek aan de vitaminen foliumzuur en vitamine-B12
  • erfelijke hemoglobine afwijkingen zoals bij sikkelcel anemie of thallassemie
  • erfelijke aandoeningen van rode bloedcellen
  • lever afbraak (levercirrose)
  • overmatig bloedverlies
  • verhoogde afbraak van rode bloedcellen
  • nierziekten
  • chronische ontstekingsziekten
  • slecht functionerend beenmerg (aplastische anemie)

Hematocriet

Verlaagd:
Verlaagd hematocriet duidt op bloedarmoede, bijvoorbeeld veroorzaakt door ijzergebrek. Andere oorzaken van een verlaagd hematocriet kunnen zijn vitaminegebrek, een bloeding, leverziekten of kanker. Verder onderzoek is nodig om de oorzaak van de bloedarmoede op te sporen.

Verhoogd:
Verhoogd hematocriet wordt meestal veroorzaakt door uitdroging. Inname van voldoende vocht lost dit probleem meestal op. Een andere oorzaak van een hoog hematocriet kan de ziekte polycytemia vera zijn. Hierbij worden in het beenmerg te veel rode bloedcellen aangemaakt. Ook komt verhoogd hematocriet voor als de longen niet goed functioneren waardoor het lichaam te weinig zuurstof krijgt. Om dit zuurstofgebrek te compenseren maakt het beenmerg meer rode bloedcellen aan en dat leidt tot verhoogd hematocriet.

MCV

Verhoogd:
Een te hoge MCV waarde kan duiden op bloedarmoede ten gevolge van tekort aan vitamine B12 en/of foliumzuur.

Verlaagd:
Een te lage MCV waarde kan duiden op bloedarmoede ten gevolge van ijzergebrek. Ook bij patiënten met thalassemie (afwijking van het hemoglobine eiwit in de rode bloedcellen) is de MCV te laag.

MCHC (Mean Corpuscular Hemoglobin Concentration)

Verlaagd:
Kan verlaagd zijn als het MCV verlaagd is.

Verhoogd:
Een verhoging hangt af van de hoeveelheid hemoglobine dat in een rode bloedcel past

WBC(leukocyten) Witte bloedcellen       

Verhoogd:
Bij infecties, ontstekingen en kanker.

Verlaagd:
Bij medicijngebruik(bijvoorbeeld methotrexaat), bij sommige auto-immuunziekten, bij sommige ernstige infecties en bij het niet goed werken van het beenmerg

Trombocyten

Verhoogd:
Infecties en ontstekingen, ijzergebrek en miltverwijdering kunnen het aantal trombocyten tijdelijk verhogen. Soms komt een hoog trombocyten aantal voor zonder aanwijsbare reden en zonder gevolgen. Ook kan in geval van bepaalde beenmergziekten (zogeheten myeloproliferatieve ziekten) het aantal trombocyten verhoogd zijn. Bij deze beenmergziekten kan zowel een bloedingsneiging voorkomen als het makkelijker vormen van een stolsel (trombose).

Verlaagd:
Een laag trombocyten aantal kan worden veroorzaakt door een verminderde aanmaak van trombocyten in het beenmerg of door een versnelde afbraak in het bloed. In beide gevallen kan het aantal trombocyten zo laag worden dat er spontaan bloedingen optreden.

Leucocyten differentiatie
De referentiewaarden kunnen verschillen per laboratorium. Globaal kunnen de volgende waarden aangehouden worden:

  • Basofiele granulocyten:
  • Eosinofiele granulocyten:
  • Lymfocyten: 1,0-4,0 x 109/liter
  • Monocyten:
  • Neutrofiele granulocyten: 1,5-9,0 x 109/liter

 Interpretatie uitslagen witte bloedcellen

 Type witte 
 bloedcel

 Verhoogd

 Verlaagd

 Neutrofielen

  • bacteriële infectie
  • ontstekingen
  • beenmergziekten (zeer verhoogd) bijv. chronische myeloide
         leukemie (CML)
  • ernstige infecties
  • gebruik van bepaalde medicijnen

 Eosinofielen

  • allergie
  • ontsteking van de huid
  • parasitaire infecties
  • sommige beenmergziekten
  • infecties

 Basofielen

  • bloedkanker (leukemie)
  • chronische ontstekingen
  • voedselallergie
  • bijwerking stralingstherapie

 Lymfocyten

  • virale infecties
  • bloedkanker (leukemie)
  • ziekten die het afweersysteem aantasten
         (HIV)

 Monocyten

  • ontstekingen
  • infecties
  • beenmergaandoeningen
  • sommige soorten bloedkanker


Natrium (vochtbalans)
Een te laag natrium in het bloed wordt ook wel een hyponatriëmie genoemd. Tussen de 120 en 135 mmol/l spreekt men van een milde hyponatriëmie, onder de 120 mmol/l van een ernstige.

De symptomen van een laag natrium zijn oa:

  • hoofdpijn
  • misselijkheid
  • braken
  • verwardheid
  • bewustzijnsdaling
  • insulten
  • ademstilstand
  • hartstilstand

Kalium

Een verhoogde kaliumconcentratie, dus hoger dan 5,5 mmol/l (hyperkaliëmie) past bij:

  • te veel inname van kalium bijvoorbeeld door vruchten of sappen met een hoog kaliumgehalte
  • te hoge toediening van een vochtinfuus dat veel kalium bevat
  • plotseling of langzaam optredend nierfalen
  • de ziekte van Addison (tekort aan de hormonen cortisol en aldosteron)
  • hypoaldosteronisme (tekort aan het hormoon aldosteron)
  • weefselschade
  • infectie
  • diabetes
  • uitdroging

Hyperkaliëmie kan ook optreden bij sommige patiënten die bepaalde medicijnen slikken, zoals onder andere bloeddrukregulerende medicijnen en kaliumsparende plastabletten.

Een verlaagde kaliumconcentratie, dus lager dan 3,5 mmol/l (hypokaliëmie) past bij:

  • uitdroging
  • overgeven
  • diarree
  • verminderde kaliuminname (zeldzaam)

Bij mensen met suikerziekte kan het kalium dalen na toediening van insuline, met name wanneer de patiënt een tijdje slecht gereguleerd is geweest (langdurig te hoge of te lage bloedglucosewaarde). Wanneer er plastabletten geslikt worden, kan het kaliumgehalte te veel dalen. De dokter zal daarom regelmatig het kalium laten controleren indien plastabletten geslikt worden.

Foutief verhoogd:
Soms stroomt tijdens de bloedafname het bloed te snel of te langzaam in het afnamebuisje. Hierdoor gaan bloedcellen kapot en wordt het kaliumgehalte dat gemeten wordt vals verhoogd. Ook het herhaaldelijk ballen van de vuist of onjuiste behandeling van het bloedbuisje (te warm, te lang onderweg naar het laboratorium, te ruw behandeld) veroorzaakt een vals verhoogde uitslag. Als er getwijfeld wordt of het bloed wel goed is afgenomen kan de dokter vragen om een nieuwe bloedafname. Voordat een eventuele behandeling gestart kan worden, moet de kaliumtest overnieuw gedaan worden.

Calcium
Als de hoeveelheid calcium normaal is en ook de andere labtesten niet afwijkend zijn, is de calciumhuishouding in orde. De referentiewaarden in bloed voor totaal calcium liggen tussen de 2,10-2,55 mmol/l.

Verhoogd:
Als er te veel calcium in het bloed is, kan dat komen door een verhoogde productie van het bijschildklierhormoon PTH (mogelijk als gevolg van een veelal goedaardige tumor in de bijschildklier). Hierdoor wordt er in de darmen teveel calcium opgenomen en uit te botten teveel calcium vrijgemaakt. Ook als gevolg van uitzaaiing van kanker naar de botten kan het calciumgehalte in het bloed toenemen.

Andere oorzaken voor een verhoogd calcium in bloed zijn:

  • snel werkende schildklier
  • sarcoïdose
  • tuberculose
  • langdurige immobiliteit
  • niertransplantaat
  • te veel inname van vitamine D tabletten
  • te veel inname van plastabletten

Verlaagd:
Een lage hoeveelheid calcium in bloed wordt meestal veroorzaakt door verminderd eiwit in het bloed. Het totale calciumgehalte is dan verlaagd, maar het geïoniseerde calcium is normaal. De calciumhuishouding is dan dus ook niet verstoord. Andere oorzaken voor een verlaagd calciumgehalte in bloed zijn:

  • verminderde productie van het bijschildklierhormoon PTH
  • langzaamwerkende schildklier
  • ongevoeligheid voor de werking van PTH (erfelijk bepaald)
  • extreem tekort van calcium door ondervoeding
  • tekort aan magnesium
  • te veel fosfaat
  • plotselinge ontsteking van de alvleesklier (pancreatitis)
  • nierfalen
  • alcoholisme
  • tetanusinfectie (straatvuil)

Cholesterol
De gewenste hoeveelheid cholesterol is 5,0 mmol/l of lager. Hierbij is het risico op hart- en vaatziekten niet verhoogd.

Licht verhoogd:
Bij een cholesterol tussen 5 mmol/l en 6,5 mmol/l is het risico op hart- en vaatziekten licht verhoogd. Op basis van een lipidenprofiel kan worden onderzocht hoeveel ‘goed' (HDL) en ‘slecht' (LDL) cholesterol in het bloed aanwezig is. Afhankelijk van dat onderzoek wordt bepaald of (en welke) behandeling nodig is.

Verhoogd:
Een cholesterol boven 6,5 mmol/l verhoogt het risico op hart- en vaatziekten. Op basis van een lipidenprofiel en andere tests kan de oorzaak van het hoge cholesterol verder worden onderzocht. Als de oorzaak bekend is zal een passende behandeling worden voorgeschreven. Verhoogd cholesterol komt ook vaak voor bij patiënten die behandeld worden en die nog niet de streefwaarde hebben bereikt. De streefwaarde wordt meestal vastgesteld op basis van het LDL-cholesterol.

Zie ook:
http://www.hartstichting.nl/risicofactoren/hoog_cholesterol/wanneer_te_hoog/

Van nature schommelt het cholesterolgehalte. Een hoge waarde kan een uitschieter zijn.  Het is verstandig om deze waarden regelmatig te laten meten.

Patiënten met hart- en vaatziekten en/of diabetes type 2 hebben extra veel belang bij een laag cholesterolgehalte. Voor deze patiënten zijn daarom strengere streefwaarden opgesteld, namelijk een LDL-cholesterol van minimaal onder de 2,5 mmol/l en een totaal cholesterol van minder dan 4,5 mmol/l.

HDL
HDL-cholesterol is “goed” cholesterol en daarom is een hoge HDL-waarde beter dan een lage. Een HDL lager dan 1,04 mmol/L wordt beschouwd als een hoger risico op hart- en vaatziekten. Waarden tussen 1,04 en 1,55 mmol/L betekenen in het algemeen een matig risico en waarden boven 1,55 wijzen op een laag risico op hart- en vaatziekten. Het is gebruikelijk om te kijken naar de verhouding tussen totaal cholesterol en HDL-cholesterol. Deze verhouding moet kleiner zijn dan 5, maar kleiner dan 3,5 is het best. Het is echter van groot belang om bij de beoordeling van deze verhouding ook te kijken naar de uitkomsten van de afzonderlijke tests. Voor een juiste interpretatie is overleg met de huisarts nodig. Recente ontwikkelingen laten zien dat niet alleen de concentratie van het HDL van belang is, maar ook de werkzaamheid van het HDL-deeltje. Het komt voor dat de cholesterol verlaagd is bij ziekte, een paar dagen na een hartaanval of bij stress. Bij zwangerschap is de HDL-cholesterol dikwijls afwijkend (hoger of lager) ten opzichte van de normale situatie. Daarom is het beter om de test minimaal 6 weken na de zwangerschap uit te voeren.

Een hoog HDL-cholesterol is gunstig en een hoog LDL-cholesterol en een hoog triglyceridengehalte is ongunstig. HDL-cholesterol zorgt voor transport van cholesterol vanuit de vaatwand naar de lever. Hoe hoger het HDL-cholesterol, des te beter is de afvoer van overtollig cholesterol naar de lever.

LDL
De test meet de hoeveelheid LDL-cholesterol in het bloed. LDL behoort tot de groep van de zogenaamde lipoproteïnen, die het transport van vetten - zoals cholesterol en triglyceriden - in het lichaam verzorgen. LDL transporteert voornamelijk cholesterol van het maag-darmkanaal naar de vaatwand. Verhoogde LDL-cholesterol concentraties zijn onwenselijk omdat daardoor cholesterol wordt afgezet op de wanden van de bloedvaten. Dit kan leiden tot een stugge vaatwand, een verminderde bloeddoorstroming en zelfs tot verstopping van het bloedvat. Zo kunnen hart- en vaatziekten ontstaan, die kunnen leiden tot een hartaanval of een beroerte. LDL-cholesterol wordt ook wel het 'slechte' cholesterol genoemd. Bij de meeste gezonde mensen ligt de waarde van LDL cholesterol tussen de 2,0 en 4,5 mmol/l. De streefwaarde voor LDL-cholesterol is echter kleiner dan 3,0 mmol/l. Van alle vormen van cholesterol wordt LDL-cholesterol beschouwd als de belangrijkste risicofactor voor het veroorzaken van hart- en vaatziekten.  Een aangepast dieet en meer beweging (voor degenen die er een zittend bestaan op nahouden) kunnen je cholesterolwaarden na verloop van tijd weer verbeteren.

LDL/HDL-risico index Cholesterol ratio
De cholesterol ratio is een goede voorspeller van uw risico op hart- en vaatziekten. De cholesterol ratio is de verhouding tussen het totaal cholesterol en het HDL cholesterol in uw lichaam. De berekening van de cholesterol ratio: Totaal cholesterol / HDL cholesterol = Cholesterol ratio

Het totaal cholesterol bestaat uit LDL cholesterol + triglyceriden + HDL cholesterol. Een verhoogd totaal cholesterol, met name een verhoogd LDL cholesterol, is een belangrijke risicofactor voor het optreden van hart- en vaatziekten. Ook triglyceriden hebben een slechte invloed op de gezondheid van de vaatwand. Daarentegen is in meerdere studies een sterk gunstig verband aangetoond tussen de concentratie van HDL-cholesterol en het risico van hart- en vaatziekten. Dat willen zeggen, een hoog HDL-cholesterol verlaagd het risico.

De tegengestelde effecten van de slechte vetten (LDL en triglyceriden) en het goede HDL cholesterol, is de reden dat de cholesterol ratio goed kan worden gebruikt als risico voorspeller. Om het risico te verkleinen, is het belangrijk dat de balans tussen goed en slecht zo gunstig mogelijk is. Het is dus gunstig als het totaal cholesterol laag is terwijl het HDL cholesterol hoog is, dit resulteert in een lage cholesterol ratio. Als u echter naast een verlaagde HDL, een hoge LDL- of triglyceridengehalte heeft, is de cholesterol ratio en dus het risico op hart- en vaatziekten verhoogd.

Een optimale cholesterol ratio is 4 of lager.

Triglyceriden
Triglyceriden zijn vetten in het bloed die door het lichaam als energiebron gebruikt worden. Als uw triglyceriden verhoogd zijn, kan dit het proces van aderverkalking versnellen en uiteindelijk zelfs hart- en vaatziekten veroorzaken. Het is daarom belangrijk om uw triglyceriden waarden laag te houden.

Zie ook:
http://www.cholesterolvoorlichting.nl/te-hoog-cholesterol/triglyceriden-waarden-verlagen

Suggesties bij het verlagen van uw triglyceriden:

  • Verhoog gebruik van enkelvoudig onverzadigde vetzuren (bijv. olijfolie, koolzaadolie, zonnebloemolie) ter vervanging van slechte
         vetten
  • Zorg dat u voldoende vitamine C binnenkrijgt
  • Vermijd geraffineerde koolhydraten zoals suiker
  • Drink minder alcohol

Geschikte voedingsmiddelen zijn bijvoorbeeld: Avocado, Blauwe druif, Linzen, Notenolie, Olijfolie, Pijnboom pitten, Pompoen olie of -pitten, Prei, Knoflook, Lente ui, Lijnzaad, Sesam pasta of -zaad, Shi take, Soja, Soja yoghurt, Taugé, Vis, Walnoten, Witte bonen.

Eiwit totaal
Het totaal eiwit ligt bij gezonde personen tussen 60 - 80 gram per liter (g/l) in serum en tussen 63 - 83 g/l in plasma.

Verhoogd:
Een licht verhoogde waarde voor totaal eiwit zou kunnen wijzen op uitdroging. Een andere oorzaak is een te grote aanmaak van één of meerdere soorten immunoglobulinen. Bij een sterke verhoging (hoger dan 90 g/l) moet nader onderzoek uitwijzen wat de oorzaak is. Vaak zal in eerste instantie de hoeveelheid van afzonderlijke eiwitten worden gemeten (albumine, IgG, IgM en IgA). Bij een hoge concentratie immunoglobulinen (Ig's) zal de dokter vaak een M-proteïne-onderzoek aanvragen om na te gaan om welke immunoglobulinen het gaat. Een hoge concentratie immunoglobulinen kan het gevolg zijn van leverziekten (cirrose) en de ziekte van Kahler (plasmacelwoekering).

Verlaagd
Een verlaagde waarde komt vaak voor bij eiwitverlies als gevolg van nierproblemen, bijvoorbeeld na een nierontsteking, als de darmen niet goed functioneren of bij ernstige verbrandingen. Ook te lage eiwitinname via de voeding (bijvoorbeeld door anorexia) kan leiden tot een laag totaal eiwitgehalte. Een te lage hoeveelheid albumine wordt vaak veroorzaakt door een verstoorde albumineproductie door een leverziekte. Daarnaast komt het voor dat er te weinig albumine in het bloed aanwezig is omdat het eiwit lekt naar de omliggende weefsels. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij een shock of bij een ernstige infectie. Na het drinken van (te) grote hoeveelheden water kan het totaal eiwitgehalte verlaagd zijn als gevolg van verdunning van het bloed.

Amylase
Deze test meet de enzymactiviteit van amylase in bloed of urine. Amylase is één van de vele enzymen die gemaakt worden door de alvleesklier (pancreas). Alvleesklierenzymen zijn eiwitten die zorgen voor vertering van vetten, eiwitten en suikers. Amylase helpt suikers uit het voedsel te verteren. Amylase wordt niet alleen door de alvleesklier gemaakt maar ook door de speekselklieren. Een kwart van de amylase in bloed gaat via de nieren naar de urine en verlaat bij plassen het lichaam.

Licht verhoogd:
Een lichte verhoging van amylase in het bloed kan voorkomen bij veel aandoeningen in de bovenbuik.

Sterk verhoogd:
Een sterk verhoogde hoeveelheid amylase in het bloed kan wijzen op een acute alvleesklierontsteking. Binnen 12 uur nadat de schade is ontstaan, kan de amylaseacitiviteit in het bloed vier tot zes maal hoger zijn dan normaal. Na succesvolle behandeling van de ontsteking daalt de amylase binnen enkele dagen weer tot normaal. Amylase kan ook verhoogd zijn in geval van alvleesklierkanker of bij patiënten met galstenen. Verhoogd amylase in bloed in combinatie met normale of verlaagde amylase in urine wijst op verminderde nierfunctie of op een verstoorde werking van amylase, waarbij amylase vastzit aan andere eiwitten in het bloed. Dit amylase-eiwit complex (macro-amylase) wordt slecht door de nieren uitgescheiden en zorgt dus voor verhoogd amylase in bloed. Het is een goedaardige aandoening die symptoomloos verloopt.

Verlaagd:
Verlaagde waarden van amylase in bloed en urine kunnen wijzen op schade aan alvleeskliercellen die amylase produceren. Een geleidelijk afnemende amylasewaarde komt voor bij chronische alvleesklierontsteking. Na een aanvankelijke stijging van de hoeveelheid amylase treedt na verloop van tijd een daling op als de schade voortduurt (chronische ontsteking). Alcoholisme, trauma, galstenen of genetische afwijkingen zoals cystic fibrose kunnen leiden tot chronische alvleesklierontsteking.

Bilirubine 
Bilirubine is het afbraakproduct van hemoglobine en verlaat het lichaam via de ontlasting. Het komt eerst in de galblaas terecht en wordt daarna in de dunne darm uitgescheiden. Bij mensen met een leverziekte wordt bilirubine soms niet of niet volledig uitgescheiden, bijvoorbeeld omdat de gal door galstenen niet goed uit de galblaas kan. Hierdoor ontstaat dan een gelige huidskleur die ook wel geelzucht of icterus wordt genoemd.

Leverfunctie Referentiewaarden
Bij gezonde mensen vallen de waarden van de leverfuncties binnen normale grenzen. Deze normale grenzen worden de referentiewaarden genoemd. Abnormale leverfuncties kunnen een eerste aanwijzing zijn in de richting van een leverziekte. In het beginstadium van een leverziekte zijn er meestal  nog geen lichamelijke klachten, terwijl de leverfuncties al wel veranderd zijn. Dit heeft te maken met de grote reservecapaciteit van de lever. Lichamelijke klachten treden hierdoor pas op wanneer de lever al behoorlijk beschadigd is.

De mate van de verhoging en de verhouding tussen de verschillende leverfuncties geven een aanwijzing in de richting van de soort leveraandoening. Om een definitieve diagnose te stellen is aanvullend onderzoek vaak noodzakelijk

Afwijkende leverfuncties
Veranderde leverfuncties wijzen niet altijd op een leveraandoening. Het kan ook veroorzaakt worden door alcoholgebruik, medicijngebruik, ondervoeding, ernstig overgewicht en erg vet eten. In eerste instantie onderneemt een arts bij licht verhoogde waardes daarom vaak nog niets. De arts zal u adviezen geven over gezonde voeding, (over)gewicht, alcohol- en medicijngebruik. Mogelijk kunt u overstappen naar andere medicijnen, die minder schadelijk zijn voor de lever. In veel gevallen worden de leverfuncties vanzelf weer normaal als u zich houdt aan de adviezen van de arts. Het is verstandig om binnen enkele maanden opnieuw bloedonderzoek te doen.

ASAT
ASAT (=Aspartaat Aminotransferase) is een leverenzym dat betrokken is bij de aanmaak van eiwitten. Een verhoogd ASAT past onder meer bij leverschade, een leverontsteking (hepatitis) of schade aan de spieren. Indien ASAT meer is verhoogd dan ALAT duidt dit vaak op een toxische (vergiftiging) in plaats van virus (b.v. hepatitis A, B of C) als oorzaak.

Normaal:
Bij gezonde mensen (zonder leverproblemen en geen spierschade) is de hoeveelheid ASAT minder dan 35 U/l.

Licht verhoogd:
Een lichte verhoging (in de regel een uitslag

Injecties in de spieren kunnen de ASAT-waarden verhogen, net zoals te uitgebreide spieroefeningen. Gebruik van medicijnen of drugs kunnen ook de aanmaak van ASAT beïnvloeden, zodat hogere waarden worden gevonden. De arts moet voor een juiste interpretatie daarom altijd weten welke omstandigheden voor de patiënt gelden.

Sterk verhoogd:
Sterk verhoogde ASAT-waarden (in de regel een uitslag >250 U/l) komen voor bij leverontstekingen (hepatitiden), al dan niet veroorzaakt door een virus. De hoge waarden kunnen maanden aanhouden.

ALAT
Het bloedonderzoek naar alanine aminotransferase (ALAT) wordt gebruikt om leverbeschadiging te detecteren.

Verhoogde ALAT waarde kan duiden op veen leverstoornis zoals met kenmerken als: vermoeidheid, verminderde eetlust, misselijkheid, braken, opgezette buik, geelzucht, donkere urine of een lichte ontlasting. Daarnaast wordt de test aangevraagd bij mensen die mogelijk het hepatitis-virus hebben opgelopen of bij alcoholisten.

Bij mensen die geen leverziekten hebben is de ALAT-activiteit bij mannen kleiner dan 45 U/l en bij vrouwen kleiner dan 35 U/l. Aan licht verhoogde waarden, zonder klachten, wordt niet direct een betekenis toegekend. Pas wanneer de waarde meer dan tweemaal de genoemde bovengrens is, is verder onderzoek naar de oorzaak gewenst.

Licht verhoogd:
Bij een chronische leverontsteking is ALAT wel verhoogd (maximaal 5x hoger dan normaal) maar niet zo sterk als bij acute hepatitis. De dokter zal de test dan meestal vaker aanvragen om te kijken of enzymacitiviteit van ALAT verandert of hetzelfde blijft. Bij sommige, ook ernstige, leverziekten zoals afstervend leverweefsel (levercirrose), leverkanker en afsluiting van de galwegen komt het voor dat de ALAT-waarde toch normaal is of slechts licht verhoogd. Daarom wordt ALAT vaak gecombineerd met andere levertesten zoals AF en ASAT.

Sterk verhoogd:
Een sterk verhoogde ALAT enzymactiviteit (meer dan 15x hoger dan normaal) wordt bijna altijd veroorzaakt door acute leverontsteking (acute hepatitis). Deze vorm van hepatitis wordt meestal veroorzaakt door een virusinfectie. Bij acute hepatitis blijft ALAT wel 1 tot 2 maanden sterk verhoogd. Pas na 3 tot 6 maanden is de uitslag weer normaal.

Gamma GT (leverfunctie)
Bij gezonde mensen vallen de waarden van de leverfuncties binnen normale grenzen. Deze normale grenzen worden de referentiewaarden genoemd. Abnormale leverfuncties kunnen een eerste aanwijzing zijn in de richting van een leverziekte. In het beginstadium van een leverziekte zijn er meestal  nog geen lichamelijke klachten, terwijl de leverfuncties al wel veranderd zijn. Dit heeft te maken met de grote reservecapaciteit van de lever. Lichamelijke klachten treden hierdoor pas op wanneer de lever al behoorlijk beschadigd is. De mate van de verhoging en de verhouding tussen de verschillende leverfuncties geven een aanwijzing in de richting van de soort leveraandoening. Om een definitieve diagnose te stellen is aanvullend onderzoek vaak noodzakelijk

Veranderde leverfuncties wijzen niet altijd op een leveraandoening. Het kan ook veroorzaakt worden door alcoholgebruik, medicijngebruik, ondervoeding, ernstig overgewicht en erg vet eten. In eerste instantie onderneemt een arts bij licht verhoogde waardes daarom vaak nog niets. De arts zal u adviezen geven over gezonde voeding, (over)gewicht, alcohol- en medicijngebruik. Mogelijk kunt u overstappen naar andere medicijnen, die minder schadelijk zijn voor de lever. In veel gevallen worden de leverfuncties vanzelf weer normaal als u zich houdt aan de adviezen van de arts. Het is verstandig om binnen enkele maanden opnieuw bloedonderzoek te doen.

Een licht verhoogde gamma-GT waarde heeft meestal te maken met gebruik van alcohol en/of medicijnen, leververvetting en extreem overgewicht. Een sterk verhoogde gamma-GT waarde wijst op alcoholmisbruik of een belemmerde afvoer van galvloeistof. Dit kan veroorzaakt worden door galstenen, een vernauwing of afwijking aan de galwegen. Bij de meeste mensen die gezond zijn en geen leverafwijking hebben, ligt de GGT-waarde in het gebied van de normale waarden.

Licht verhoogd:
Kleine alcoholconsumpties kunnen een kortdurende (24 uur) verhoging van de GGT veroorzaken. Roken geeft ook een stijging van de GGT. Bij vrouwen neemt de GGT met de leeftijd toe, niet bij mannen. De GGT is bij mannen hoger dan bij vrouwen. Ook het ras is van invloed; bij negroïden is de GGT ongeveer 2 maal hoger dan bij Kaukasiers.

Sterk verhoogd:
Deze uitslagen geven aan dat er iets aan de hand is met de lever, maar uit de GGT is niet af te leiden wat er mis is. Hoge waarden kunnen ook passen bij hartproblemen, alcoholproblemen, medicijngebruik (allerlei soorten). Na stoppen met alcohol kan de GGT nog wel een maand, of langer, verhoogd zijn.

Alkalische fosfatase
De test bepaalt de hoeveelheid van het enzym alkalische fosfatase in het bloed. Een enzym is een eiwit dat cellen helpt om een bepaalde stof om te zetten in een andere stof. Alkalische fosfatase zit in grote hoeveelheden in cellen die bot aanmaken en in de lever (met name in de galgangetjes). Kleinere hoeveelheden van het enzym zijn te vinden in de placenta en de darm. Verschillende delen van het lichaam maken ook verschillende vormen van alkalische fosfatase. Deze verschillende vormen worden iso-enzymen genoemd.

Alkalische fosfatase is om te controleren of er afwijkingen in de lever of in het botweefsel zijn. Om onderscheid tussen lever of bot te maken wordt door de dokter de test gamma-glutamyltransferase (γGT) aangevraagd. Dit enzym wordt in de lever gemaakt op dezelfde plekken als alkalisch fosfatase, maar de botten maken dit enzym niet. Soms is het onduidelijk uit welk deel van het lichaam de alkalische fosfatase afkomstig is. Om dat te achterhalen kunnen de verschillende vormen (iso-enzymen) van alkalische fosfatase gemeten worden. Ook wordt de test gebruikt om te kijken of een medische behandeling van een leverziekte of uitzaaiingen van kanker in bot en lever werkt.

Bij volwassenen met een gezonde lever en gezond botweefsel is de hoeveelheid van het alkalische fosfatase in het bloed meestal minder dan 125 IU/l. Door de groei bij kinderen is het alkalische fosfatase waarde verhoogd t.o.v. die bij volwassenen. Bij kinderen is het alkalische fosfatase over het algemeen

Bij een verhoging van alkalische fosfatase met een verhoging van γGT is over het algemeen sprake van een leverafwijking. In deze gevallen zijn soms ook andere levertesten zoals bilirubine, ASAT of ALAT verhoogd. Alkalische fosfatase is ook vaak verhoogd bij een blokkade van de galwegen (bijvoorbeeld door galstenen of een tumor). In dit geval zijn alkalische fosfatase, γGT en bilirubine meestal veel sterker verhoogd dan ALAT en ASAT.

Bij een verhoging van alkalische fosfatase zonder verhoging van γGT is over het algemeen sprake van een beschadiging van het bot. Dit kan voorkomen bij herstellende botbreuken of bij patiënten die kanker hebben met uitzaaiingen in de botten. Vaak zijn dan ook calcium en fosfaat verhoogd. Bij sommige botziekten (bijv ziekte van Paget, waarbij botten vergroot en vervormd zijn), of bij uitzaaiingen van kanker in de botten, is vaak alleen alkalische fosfatase verhoogd, soms tot wel 30x hoger dan normaal.

LDH
Om weefselschade op te sporen, bijvoorbeeld bij schade van hartweefsel na een hartinfarct of bij het kapot gaan van rode bloedcellen (hemolyse).

De test meet de hoeveelheid lactaat dehydrogenase (LDH) in het bloed. LDH is een enzym dat in de meeste weefsels in het lichaam voorkomt en nodig is voor de omzetting van lactaat. Het is vooral aanwezig in de weefselcellen en normaal is de hoeveelheid in het bloed laag.

Bij beschadiging van een weefsel of orgaan komt LDH vanuit de weefselcellen in het bloed terecht en kan er een verhoogd LDH gemeten worden. LDH kan daarom gebruikt worden om te onderzoeken of weefsel en de cellen van het weefsel beschadigd zijn. Ook na een inwendige bloeding kan het LDH verhoogd zijn. LDH kent een aantal zogeheten iso-enzymen, dat zijn enzymen met dezelfde functie (afbraak van lactaat), die per soort weefsel een beetje van elkaar verschillen. Hierdoor kan bepaling van iso-enzymen in bijzondere gevallen een aanwijzing geven over het soort weefsel dat is beschadigd. Over het algemeen zijn er echter andere onderzoeken, die sneller en gevoeliger informatie geven over de aangedane weefsels of organen.

Wat betekent de uitslag?
De leeftijd heeft veel invloed op de hoogte van LDH. Bij kinderen worden over het algemeen hogere waarden gevonden dan bij volwassenen. Referentiewaarden verschillen per laboratorium.

Verhoogd: 
Een verhoogd LDH betekent dat er cellen van weefsel kapot zijn gegaan. Wanneer er schade aan weefsel is ontstaan zal na enige tijd het LDH in bloed te meten zijn. Verhoogde waarden worden gevonden bij alle ziekten waarbij een weefsel of orgaan beschadigd is. Ook wanneer rode bloedcellen kapot gaan zal het LDH verhoogd zijn.

CK
De referentiewaarden voor creatine kinase is bij vrouwen: 10 - 170 U/L en bij mannen: 20 – 200 U/L. Dit betekent dat een waarde die tussen deze grenzen ligt, niet afwijkend is.

Verhoogd:
Een verhoogde hoeveelheid CK, of een stijgende (in de tijd oplopende) hoeveelheid CK betekent dat er schade is aan spieren. Het kan betekenen dat de skeletspieren zwaar belast zijn geweest, zoals na hard trainen, het lopen van een (halve) marathon, de vierdaagse of soortgelijke inspanningen. naar mate men minder getraind is zal de spierschade groter kunnen zijn en dus leiden tot een hoger CK.

Omdat het hart ook een spier is, wordt geadviseerd, om bij een hoge CK; zonder dat er sprake is van intensief trainen of lichamelijk letsel, (vallen , stoten) u tot een (huis)arts te wenden.

CK kan ook verhoogd zijn bij patiënten die statines (cholesterolverlagende medicatie) gebruiken. Meestal gaat dat ook gepaard met spierpijn. In dat geval moet contact worden gezocht met de dokter om de medicatie te herzien.

Als laatste moet genoemd worden de verhoging van CK ten gevolge van spierafbraak door een ziekte. Voorbeelden zijn vormen van spierdystrofie, dermatomyositis en polymyositis (algemene spierontstekingen)

Urinezuur
Bij gezonde mannen varieert de hoeveelheid urinezuur in bloed van 0,20 – 0,42 mmol/l en bij gezonde vrouwen vrouwen tussen 0,12 – 0,34 mmol/l.

Verhoogd:
Een verhoogde concentratie urinezuur betekent dat het lichaam de afbraak van cellen en celmaterialen niet goed kan verwerken. Ophoping van urinezuur kan jicht (gewrichtsontsteking) en niersteenvorming veroorzaken in een klein percentage van de patiënten. Bij een verhoogde hoeveelheid urinezuur is aanvullend onderzoek nodig om de oorzaak hiervan op te sporen (erfelijke stofwisselingsziekte, psoriasis, slechte nierfunctie, leukemie, chemotherapie of bestraling).

Verlaagd:
Lage concentraties urinezuur worden veel minder vaak gezien en geven zelden aanleiding tot zorg. Het kan samenhangen met bepaalde lever- of nierziekten, blootstelling aan toxische stoffen en zeer zelden met een erfelijke stofwisselingsziekte. Voor het aantonen van deze aandoeningen zijn andere testen nodig en is de urinezuurtest niet geschikt.

Ureum
Ureum is een product dat in de lever wordt gevormd bij de afbraak van eiwitten. Eiwitten krijgen we dagelijks via de voeding binnen. Ze worden in de lever afgebroken tot bouwstenen (aminozuren) die weer worden gebruikt voor de aanmaak van andere eiwitten die het lichaam nodig heeft. Bij de afbraak komt ook ureum vrij dat niet wordt hergebruikt. Het wordt in de nieren uit het bloed gefiltreerd en via de urine verwijderd. Omdat we dagelijks eiwitten eten en ook afbreken is er altijd een kleine hoeveelheid ureum in het bloed aanwezig. Als de nieren niet goed functioneren wordt ureum niet uitgeplast en zal de hoeveelheid in het bloed toenemen.

Bij goed functionerende nieren varieert de hoeveelheid ureum in bloed van 2,5 - 7,5 mmol/L.

Licht verhoogd:
Bij een licht verhoogde ureumwaarde in het bloed (> 7,5 mmol/L en

Sterk verhoogd:
Bij een sterk verhoogde hoeveelheid ureum in het bloed (> 15 mmol/L) werken de nieren niet goed.

Verlaagd:
Vaak betekent een verlaagde ureumwaarde (

Creatinine (nierfunctie) 
Creatinine is een afbraakproduct van creatinefosfaat in het spierweefsel. Het wordt door ons lichaam in een vrij constante hoeveelheid geproduceerd, afhankelijk van de aanwezige hoeveelheid spiermassa. Creatinine wordt volledig door de nieren uit het bloed gefiltreerd en uitgescheiden in de urine. Hierdoor ontstaat een evenwichtsspiegel in ons bloed. Deze evenwichtspiegel is het resultaat van de productiesnelheid in de spieren en de uitscheiding door de nieren. De creatinineconcentratie in het bloed en de uitscheiding van creatinine in de urine vormen samen een maat voor het filtratievermogen van onze nieren. Dit is tevens de maat voor de hoeveelheid functionerend nierweefsel in zijn geheel.

Mannen hebben meestal een hogere concentratie creatinine in hun bloed dan vrouwen. Dat komt omdat zij meer skeletspieren hebben. Doorgaans hebben gespierde mensen een hogere creatinineconcentratie dan minder gespierde mensen. Het normale concentratieniveau ligt meestal tussen de 60 en 120 micromol/liter. Bij een verminderde nierfunctie stijgt het creatinine in ons bloed een klein beetje omdat het aanbod gelijk blijft, terwijl de uitscheiding afneemt.

IJzer

Normaal:
Bij gezonde personen is de gemiddelde ijzerserumwaarde ongeveer 20 µmol/l.

Verhoogd:
Serumijzer is dan (veel) hoger dan 30 µmol/l. In dat geval kan er sprake zijn van ijzerstapeling, een ziekte waarbij het lichaam constant te veel ijzer opneemt uit het voedsel in de darm omdat de darmcellen 'denken' dat het lichaam te weinig ijzer heeft. Verhoging kan ook voorkomen bij patiënten die net begonnen zijn met het slikken van ijzertabletten.

Verlaagd:
Dit komt veel voor. Bij de menstruatie kunnen vrouwen bijvoorbeeld "te veel" bloed verliezen waardoor ijzergebrek ontstaat, en dat kan leiden tot bloedarmoede (anemie). Deze vorm van bloedarmoede heet ijzergebreksanemie.

CRP
CRP is een test waarmee zeer laaggradige ontstekingsreacties aangetoond kunnen worden.
Voordat CRP toegepast werd, werd er gebruikgemaakt van de bezinking (erytrocytbezinkingssnelheid ofwel BSE), voor het aantonen van een ontsteking. Bij het begin van een ziekteproces kan het echter enkele dagen duren voordat er een stijging van de BSE optreedt. Daarmee verandert de bezinking veel trager dan het CRP, dat in zes tot acht uur na begin van de ontsteking verhoogd is. Ook daalt de BSE na het uitdoven van een ziekteproces veel trager dan het CRP. Verder is de bezinking ook afhankelijk van onder andere geslacht, leeftijd, zwangerschap, geneesmiddelengebruik, hematocriet en morfologie van de rode bloedcellen. Door al deze factoren is de bezinking in de acute fase van de ontsteking van minder diagnostische waarde geworden.

De CRP-test wordt gebruikt om vast te stellen of er mogelijk ontstekingen, bijvoorbeeld in de buik, zijn, meer inzicht te krijgen in ontstekingsziekten, bijvoorbeeld bij sommige vormen van reuma of auto-immuunziekten. De CRP-test is niet specifiek genoeg om een oorzaak van een ontsteking aan te tonen. Integendeel, CRP is een algemene signaalstof voor ontstekingen die de arts waarschuwt als aanvullend onderzoek naar oorzaak en behandeling nodig is.

Verhoogd:
Een verhoogde hoeveelheid CRP in het bloed of een stijgende hoeveelheid CRP in het bloed na een aantal opeenvolgende metingen kan wijzen op een acute ontsteking.

Verlaagd:
Als het CRP-gehalte in het bloed daalt in een serie opeenvolgende metingen, wijst dat erop dat het beter gaat met de patiënt en dat de ernst van de ontsteking afneemt.

25-OH-Vitamine D
Momenteel vindt een harmonisatie plaats van de streefwaarde voor vitamine D in Nederland, namelijk een 25(OH)D concentratie van 50-150 nmol/l, met een optimum van 75-80 nmol/l.

Verhoogd:
Een hoog vitamine D in de niet-werkzame vorm (25-hydroxy vitamine D) betekent meestal dat iemand te veel vitamine D binnen krijgt, bijvoorbeeld via vitaminepillen of andere supplementen. Een hoog vitamine D in de werkzame vorm (1,25-dihydroxy vitamine D) kan komen door te hoge productie van bijschildklierhormonen of bij ziekten zoals sarcoïdose of sommige lymfomen.

Een hoog vitamine D (concentraties boven 500 nmol/l) in combinatie met verhoogd calcium kan zorgen voor verkalking en schade aan organen zoals de nieren. Het lichaam probeert de hoeveelheid calcium te verlagen door calciumfosfaat af te zetten in de organen. De organen verkalken hierdoor en raken beschadigd.

Verlaagd:
Een laag vitamine D in de niet-werkzame vorm (25-hydroxy vitamine D) duidt op een vitamine D-tekort. Dit kan worden veroorzaakt door te weinig zonlicht, onvoldoende opname via de voeding of slechte opname vanuit de darmen. Een laag vitamine D in de werkzame vorm (1,25-dihydroxy vitamine D) kan ontstaan bij nierziekten. Het gebruik van sommige medicijnen tegen epilepsie kan leiden tot een minder goed functionerende lever waardoor deze minder vitamine D aanmaakt. Een te lage magnesiumwaarde kan leiden tot een verlaagde calciumwaarde. Het lichaam kan dit niet herstellen met behulp van vitamine D en bijschildklierhormoon (PTH). Na toediening van magnesium en calcium wordt de regulatie weer hersteld.

Vitamine D wordt aangemaakt in de huid, echter het zonlicht moet een bepaalde intensiteit hebben. Indien de schaduw van het lichaam langer is dan de werkelijke lichaamslengte is het lichaam niet meer in staat om zelf vitamine D aan te maken. Daarnaast kan vitamine D uit voedsel gehaald worden (vette vis, shiitake paddenstoelen, eierdooier, als additieven in margarine en braadvetten) of uit vitamine D pillen. De variant uit planten is de D2 variant maar wordt in het lichaam evengoed omgezet naar de werkzame metaboliet als de D3 vanuit dieren. Als indicatie van de relatie vitamine D inname (cholecalciferol) en de gemeten concentratie kan circa 1 microgram/dag voor elke nmol/l stijging aangehouden worden. Om van 50 naar 80 nmol/l 25(OH)D te gaan, is ongeveer 30 microgram cholecalciferol per dag nodig gedurende minimaal twee maanden

Beneden een 25(OH)D serumconcentratie van 20 nmol/l is de kans op rachitis en osteomalacie sterk vergroot (meerdere publicaties).

  • Spierpijn en klachten treden op bij concentraties      valrisico optreden bij concentraties
  • De botdichtheid daalt beduidend bij waarden
  • Door te streven naar een minimaal niveau van 75-80 nmol/l is winst te halen door risicoreductie voor meerdere soorten kanker
         en voor auto-immuunziekten (Dawson-Hughes, Biscchoff-Ferrari e.a.).
  • Men moet naar nog hogere waardes (> 100 nmol/l) voor speciale resultaten zoals het verlagen van de incidentie van aanvallen
         bij MS.
  • Tot een concentratie van circa 220 nmol/l bestaat geen gevaar voor een te hoog calcium.

Vitamine B12 
Bij gezonde mensen varieert het gehalte vitamine B12 in het bloed tussen de 140 en 650  pmol/l Er is volgens de WHO (Wereldgezondheidsorganisatie) sprake van een tekort aan vitamine B12 indien de waarden lager zijn dan 150 pmol/l oftewel lager dan 200 ng/l. Bij laagnormale waarden voor vitamine B12 wordt soms aanvullend homocysteïne of methylmalonzuur in het bloed bepaald om op celniveau een tekort vast te stellen.

Mogelijke oorzaken een vitamine B12-tekort zijn:

  • verminderde opname uit voedsel, doordat het dieet te weinig producten bevat met vitamine B12 of foliumzuur, of doordat het
         lichaam vitamine B12 en foliumzuur niet goed opneemt vanuit de darmen
  • tekort aan "intrinsic factor" in de maagwand waardoor vitamine B12 niet kan worden opgenomen vanuit het voedsel. Komt wel
         voor bij maagklachten
  • een toegenomen uitscheiding via de nieren van vitamine B12 of foliumzuur bijvoorbeeld als gevolg van overmatig alcoholgebruik
         of het slikken van bepaalde medicijnen
  • een toegenomen behoefte van vitamine B12 of foliumzuur, zoals tijdens de zwangerschap.

Verhoogd:
Verhoogde waarden van vitamine B12 wijzen meestal op inname van supplementen zoals vitaminepillen. Ook komen verhoogde waarden voor bij bepaalde leukemieën (bloedkanker). Er zijn geen nadelige effecten bekend van een hoge inname van vitamine B12. Daarom is er geen bovengrens aan te geven. Het Vitamine Informatie Bureau hanteert een richtlijn van maximaal vijf keer de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid (ADH) per dag. Deze richtlijn is gebaseerd op de maximaal veilige bovengrenzen die opgesteld zijn in Nederland, de Europese Unie en de Verenigde Staten.

TSH Schildklier

Verhoogd:
Een verhoogde TSH, dus hoger dan 5,0 mE/L, betekent meestal dat de schildklier te weinig schildklierhormoon maakt (‘trage schildklier' oftewel hypothyreoïdie). De hypofyse krijgt meestal wel het signaal om meer TSH te maken, en dat gebeurt, maar vervolgens is de schildklier niet goed in staat om te reageren op TSH en extra schildklierhormonen aan te maken. In zeldzame gevallen komt het voor dat de hypofyse niet goed functioneert en daardoor te veel TSH maakt. Bij een patiënt die behandeld wordt met synthetisch schildklierhormoon betekent een hoge TSH dat de patiënt te weinig schildklier hormoon krijgt.

Verlaagd:
Een lage TSH, dus een uitslag lager dan 0,35 mE/L, betekent meestal een overactieve schildklier (oftewel hyperthyreoïdie) of een patiënt die te veel schildklierhormoon toegediend krijgt. Zeldzaam is een afwijking van de hypofyse waarbij er te weinig TSH gemaakt wordt. Wanneer het TSH te hoog of te laag is, betekent dit dat de afgifte van schildklierhormoon niet goed is. Om daar de precieze oorzaak van te achterhalen, is verder onderzoek nodig. Een onderdeel van dit onderzoek bestaat uit het meten van de schildklierhormoon (meestal betreft dit alleen het vrije T4).

Beschikbare consulten:
-Telefonisch consult HelloDoc

Place comment