Schildklierpakket TSH, FT4 en FT3, anti-TPO, vitamine D, B12 en ferritine

Wat betekent de uitslag van Schildklierpakket TSH, FT4 en FT3, anti-TPO, vitamine D, B12 en ferritine?

Schildkliertestpakket zilver: Dit pakket bestaat uit TSH, FT4 en FT3, anti-TPO (Thyreoid. microsomale al.), vitamine D (25-OH), B12 en ferritine. Dit betreft een bloedonderzoek door middel van intraveneuze bloedafname.

TSH Schildklier

Verhoogd:
Een verhoogde TSH, dus hoger dan 5,0 mE/L, betekent meestal dat de schildklier te weinig schildklierhormoon maakt (‘trage schildklier' oftewel hypothyreoïdie). De hypofyse krijgt meestal wel het signaal om meer TSH te maken, en dat gebeurt, maar vervolgens is de schildklier niet goed in staat om te reageren op TSH en extra schildklierhormonen aan te maken. In zeldzame gevallen komt het voor dat de hypofyse niet goed functioneert en daardoor te veel TSH maakt. Bij een patiënt die behandeld wordt met synthetisch schildklierhormoon betekent een hoge TSH dat de patiënt te weinig schildklier hormoon krijgt.

Verlaagd:
Een lage TSH, dus een uitslag lager dan 0,35 mE/L, betekent meestal een overactieve schildklier (oftewel hyperthyreoïdie) of een patiënt die te veel schildklierhormoon toegediend krijgt. Zeldzaam is een afwijking van de hypofyse waarbij er te weinig TSH gemaakt wordt. Wanneer het TSH te hoog of te laag is, betekent dit dat de afgifte van schildklierhormoon niet goed is. Om daar de precieze oorzaak van te achterhalen, is verder onderzoek nodig. Een onderdeel van dit onderzoek bestaat uit het meten van de schildklierhormoon (meestal betreft dit alleen het vrije T4).

Vrij T4
Een hoge vrije T4 uitslag past bij een overactieve schildklier (hyperthyreoïdie), terwijl een lage vrij T4 zou kunnen wijzen op een te weinig actieve schildklier (hypothyreoïdie). De FT4 testuitslag alléén is onvoldoende voor een diagnose, maar kan voor de arts aanleiding zijn om extra onderzoek uit te voeren naar de oorzaak van het tekort of het teveel aan schildklierhormoon.

FT3
Het grootste deel van het T4- en T3-hormoon bindt zich aan eiwitten in het bloed. Een klein beetje hormoon is direct beschikbaar. Dit geef je aan met de letter F van free = vrij. FT4 = vrij T4 en FT3 = vrij T3.

T3 wordt gebruikt wanneer de TSH en de FT4 uitslagen niet passen bij het ziektebeeld. Bijvoorbeeld iemand heeft een ziektebeeld van een hyperthyreoïdie, maar het lab laat een normale TSH en FT4 zien. 

Hyperthyreoïdie wil zeggen dat er teveel schildklierhormoon wordt aangemaakt, door een te hard werkende schildklier. Dit kan tot veel vervelende klachten leiden als onverklaarbaar gewichtsverlies, onrust, hartkloppingen en kortademigheid. Hyperthyreoïdie is goed te behandelen.

De FT4 en FT3 testuitslagen alléén zijn onvoldoende voor een diagnose, maar kunnen voor de arts aanleiding zijn om extra onderzoek uit te voeren naar de oorzaak van het tekort of het teveel aan schildklierhormoon.

Anti-TPO thyreoid.-peroxidase al. (thyreoid. microsom. al.)
De test meet de hoeveelheid antistoffen tegen thyroperoxidase (TPO), een eiwit dat alleen in de schildklier voorkomt. Antistoffen tegen TPO zijn zogeheten autoantistoffen die zich richten op de schildklier.

Gewoonlijk maakt het afweersysteem antistoffen aan om ongewenste indringers of ziekteverwekkers onschadelijk te maken. Soms gaat er iets mis waardoor antistoffen worden gemaakt tegen gezonde cellen, weefsel of organen in het lichaam. Het leidt tot zogeheten autoimmuunziekte waarbij onbedoeld beschadigingen en ontstekingen ontstaan van lichaamsweefsel en organen, zoals in dit geval de schildklier.

Antistoffen tegen TPO komen vaak voor bij mensen bij wie de schildklier te weinig schildklierhormoon (T4) produceert. De antistoffen kunnen echter ook voorkomen bij mensen bij wie de schildklier juist te veel schildklierhormoon produceert. En zelfs bij gezonde personen kunnen kleine hoeveelheden antistoffen tegen TPO voorkomen.

Licht verhoogde anti-TPO waarden komen voor bij patiënten met een autoimmuunziekte van de schildklier. De test is echter niet specifiek, want de anti-TPO waarde kan ook licht verhoogd zijn bij mensen die lijden aan andere auto-immuunziekten, zoals diabetes of reuma.

Sterk verhoogde anti-TPO waarden komen voor bij specifieke autoimmuunziekte van de schildklier zoals Hashimoto's schildklierontsteking en de ziekte van Graves.

In het algemeen geldt dat aanwezigheid van anti-TPO wijst op een mogelijke autoimmuunziekte van de schildklier. Hoe hoger de anti-TPO waarden, hoe groter de kans dat er daadwerkelijk een autoimmuunziekte van de schildklier is.

25-OH-Vitamine D
Momenteel vindt een harmonisatie plaats van de streefwaarde voor vitamine D in Nederland, namelijk een 25(OH)D concentratie van 50-150 nmol/l, met een optimum van 75-80 nmol/l. 

Verhoogd:
Een hoog vitamine D in de niet-werkzame vorm (25-hydroxy vitamine D) betekent meestal dat iemand te veel vitamine D binnen krijgt, bijvoorbeeld via vitaminepillen of andere supplementen. Een hoog vitamine D in de werkzame vorm (1,25-dihydroxy vitamine D) kan komen door te hoge productie van bijschildklierhormonen of bij ziekten zoals sarcoïdose of sommige lymfomen.

Een hoog vitamine D (concentraties boven 500 nmol/l) in combinatie met verhoogd calcium kan zorgen voor verkalking en schade aan organen zoals de nieren. Het lichaam probeert de hoeveelheid calcium te verlagen door calciumfosfaat af te zetten in de organen. De organen verkalken hierdoor en raken beschadigd.

Verlaagd:
Een laag vitamine D in de niet-werkzame vorm (25-hydroxy vitamine D) duidt op een vitamine D-tekort. Dit kan worden veroorzaakt door te weinig zonlicht, onvoldoende opname via de voeding of slechte opname vanuit de darmen. Een laag vitamine D in de werkzame vorm (1,25-dihydroxy vitamine D) kan ontstaan bij nierziekten. Het gebruik van sommige medicijnen tegen epilepsie kan leiden tot een minder goed functionerende lever waardoor deze minder vitamine D aanmaakt. Een te lage magnesiumwaarde kan leiden tot een verlaagde calciumwaarde. Het lichaam kan dit niet herstellen met behulp van vitamine D en bijschildklierhormoon (PTH). Na toediening van magnesium en calcium wordt de regulatie weer hersteld.

Vitamine D wordt aangemaakt in de huid, echter het zonlicht moet een bepaalde intensiteit hebben. Indien de schaduw van het lichaam langer is dan de werkelijke lichaamslengte is het lichaam niet meer in staat om zelf vitamine D aan te maken. Daarnaast kan vitamine D uit voedsel gehaald worden (vette vis, shiitake paddenstoelen, eierdooier, als additieven in margarine en braadvetten) of uit vitamine D pillen. De variant uit planten is de D2 variant maar wordt in het lichaam evengoed omgezet naar de werkzame metaboliet als de D3 vanuit dieren. Als indicatie van de relatie vitamine D inname (cholecalciferol) en de gemeten concentratie kan circa 1 microgram/dag voor elke nmol/l stijging aangehouden worden. Om van 50 naar 80 nmol/l 25(OH)D te gaan, is ongeveer 30 microgram cholecalciferol per dag nodig gedurende minimaal twee maanden

Beneden een 25(OH)D serumconcentratie van 20 nmol/l is de kans op rachitis en osteomalacie sterk vergroot (meerdere publicaties).

  • Spierpijn en klachten treden op bij concentraties      valrisico optreden bij concentraties
  • De botdichtheid daalt beduidend bij waarden
  • Door te streven naar een minimaal niveau van 75-80 nmol/l is winst te halen door risicoreductie voor meerdere soorten kanker
         en voor auto-immuunziekten (Dawson-Hughes, Biscchoff-Ferrari e.a.).
  • Men moet naar nog hogere waardes (> 100 nmol/l) voor speciale resultaten zoals het verlagen van de incidentie van aanvallen
         bij MS.
  • Tot een concentratie van circa 220 nmol/l bestaat geen gevaar voor een te hoog calcium.

Vitamine B12 
Bij gezonde mensen varieert het gehalte vitamine B12 in het bloed tussen de 140 en 650  pmol/l Er is volgens de WHO (Wereldgezondheidsorganisatie) sprake van een tekort aan vitamine B12 indien de waarden lager zijn dan 150 pmol/l oftewel lager dan 200 ng/l. Bij laagnormale waarden voor vitamine B12 wordt soms aanvullend homocysteïne of methylmalonzuur in het bloed bepaald om op celniveau een tekort vast te stellen.

Mogelijke oorzaken een vitamine B12-tekort zijn:

  • verminderde opname uit voedsel, doordat het dieet te weinig producten bevat met vitamine B12 of foliumzuur, of doordat het
         lichaam vitamine B12 en foliumzuur niet goed opneemt vanuit de darmen.
  • tekort aan "intrinsic factor" in de maagwand waardoor vitamine B12 niet kan worden opgenomen vanuit het voedsel. Komt wel
         voor bij maagklachten.
  • een toegenomen uitscheiding via de nieren van vitamine B12 of foliumzuur bijvoorbeeld als gevolg van overmatig alcoholgebruik
         of het slikken van bepaalde medicijnen.
  • een toegenomen behoefte van vitamine B12 of foliumzuur, zoals tijdens de zwangerschap.

Verhoogd:
Verhoogde waarden van vitamine B12 wijzen meestal op inname van supplementen zoals vitaminepillen. Ook komen verhoogde waarden voor bij bepaalde leukemieën (bloedkanker). Er zijn geen nadelige effecten bekend van een hoge inname van vitamine B12. Daarom is er geen bovengrens aan te geven. Het Vitamine Informatie Bureau hanteert een richtlijn van maximaal vijf keer de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid (ADH) per dag. Deze richtlijn is gebaseerd op de maximaal veilige bovengrenzen die opgesteld zijn in Nederland, de Europese Unie en de Verenigde Staten. 

Ferritine
Ferritine is een eiwit dat vooral in de lever en in het beenmerg aanwezig is en dat wordt gebruikt om ijzer op te slaan. Een kleine hoeveelheid ferritine zit echter ook in het bloed. De hoeveelheid ferritine in bloed is een maat voor de hoeveelheid ferritine (en dus de hoeveelheid ijzer) in de lever en het beenmerg. IJzer is nodig voor de aanmaak van rode bloedcellen (hemoglobine) in het beenmerg. Als het lichaam te weinig ijzer heeft, zal eerst de reservevoorraad in de vorm van ferritine opgemaakt worden. Pas als er bijna geen ferritine meer is, maakt het lichaam te weinig rode bloedcellen aan en is er sprake van bloedarmoede. Bij teveel ijzer in het lichaam is de hoeveelheid ferritine in de weefsels en het bloed te groot en ontstaat een aandoening die men ijzerstapelingsziekte (hemochromatose) noemt.

  • Een licht verhoogd ferritinegehalte (tot 400 μg/L) kan worden veroorzaakt door ijzerstapelingsziekte, leverziekte,
         autoimmuunziekte, ontsteking of meerdere bloedtransfusies.
  • Een sterk verhoogd ferritinegehalte (boven 500 μg/L)kan worden veroorzaakt door ijzerstapelingsziekte, leverziekte of
         autoimmuunziekte.
  • Een verlaagd ferritinegehalte (onder 10 μg/L) wijst op een ijzertekort waardoor bloedarmoede kan ontstaan.

    Beschikbare consulten:
    -Telefonisch consult HelloDoc
Place comment