- Wat betekent de uitslag van Proteïne S100?
- Verschillende leden van de S100-eiwitfamilie kunnen gebruikt worden als markers voor bepaalde tumoren zoals melanomen en goedaardige zenuwtumoren. Verder zijn S100-eiwitten markers voor ontstekingsziekten waardoor zenuw ontstekingen veroorzaken kunnen worden. en fungeren als bestrijder van infecties.
Proteïne S100
Wat betekent de uitslag van Proteïne S100?
Verschillende leden van de S100-eiwitfamilie kunnen gebruikt worden als markers voor bepaalde tumoren zoals melanomen en goedaardige zenuwtumoren. Verder zijn S100-eiwitten markers voor ontstekingsziekten waardoor zenuw ontstekingen veroorzaken kunnen worden. en fungeren als bestrijder van infecties.
Hemostase- en Thrombose-diagnostiek
Antithrombine-III is goed als deze tussen de 80 – 120 % ligt.
Antithrombine III (AT-III deficiëntie)
Dit is een onvoldoende productie van Antithrombine III door de lever (meestal aangeboren) zodat de belangrijkste rem op de bloedstolling onvoldoende werkt. Antithrombine III bindt met verschillende stollingsfactoren en kan deze inactiveren.
Een bijkomend probleem is dat de heparines die voor een antistollingsbehandeling worden gebruikt, juist AT-III nodig hebben om te werken. De activiteit van Antithrombine wordt 10 000 to 100 000 maal verhoogd door heparine. Dit betekent dat deze patiënten een hogere dosissen heparine nodig hebben om goed geantistold te zijn.
Proteine C (act.) is goed als deze tussen de 70 – 140 % ligt.
Als de uitslag niet goed is, heeft men een tekort aan Proteïne C (meestal aangeboren), zodat er een verminderde remming is van de bloedstolling wat leidt tot een verhoogde neiging op trombose.
Proteine C is een vitamine K afhankelijk eiwit dat door de lever wordt gemaakt. Het is een enzyme dat in geactiveerde vorm twee stollingsfactoren
kan inactiveren (Factor Va en Factor VIIIa). Proteine C heeft als cofactor Proteine S en kan dus maar efficient werken wanneer ook Proteine S goed aanwezig is.
Proteïne C deficiëntie komt niet vaak voor (ongeveer 0.5%) maar de helft van de patiënten zullen een trombose doormaken voor hun 50e verjaardag.
De verhoogde tromboseneiging uit zich meestal pas na de 20e verjaardag. De afwijking is autosomaal dominant, er is dus geen verschil tussen de geslachten. Heterozygoten (die de afwijking maar van 1 ouder erven) hebben meestal waarden voor Proteine C van 30-60%, terwijl homozygoten (die de afwijking van beide ouders erven) weinig of geen Proteine C hebben. Er zijn een aantal verschillende mutaties bekend dir een Proteine C deficientie geven. Het is dus niet 1 enkele afwijking.
Proteïne C deficiëntie geeft relatief vaak problemen van oppervlakkige tromboflebitiden en trombose van de hersenvenen.
In zeldzame gevallen kunnen patiënten met een proteïne C deficiëntie bij het opstarten van coumarines als antistollingsbehandeling een probleem vertonen van huidnecrose (kleine tromboses in de huid) als deze behandeling niet voorafgegaan werd door een behandeling met heparine. Dit heeft te maken met de manier waarop de coumarines werken (via een effect op de vitamine K verwerking). Alle vitamine K afhankelijke factoren verminderen door het innemen van coumarines, dus ook Proteine C. Omdat Proteine C relatief sneller vermindert dan de andere factoren, is er tijdelijk een tromboserisico. Dit komt echter zelden voor.
Proteine S (act.) door middel van ELISA methode gemeten, is goed als deze tussen de 63 – 149 % ligt.
Dit is een tekort aan Proteïne S (meestal aangeboren), zodat er een verminderde remming is van de bloedstolling wat leidt tot een verhoogde neiging op trombose.
Proteine S is een vitamine K afhankelijk eiwit dat door de lever wordt gemaakt. Het is een cofactor voor het enzyme Proteine C dat in geactiveerde vorm twee stollingsfactoren kan inactiveren (Factor Va en Factor VIIIa). Proteine C heeft Proteine S als cofactor nodig en kan dus maar efficiënt werken wanneer ook Proteine S goed aanwezig is.
De kans op trombose is vergelijkbaar met deze bij een Proteïne C deficiëntie.
Proteïne S wordt ook verlaagd door de orale anticonceptiepil en tijdens zwangerschap. Dit kan de diagnose van een Proteine S deficientie bemoeilijken. De verlaging van Proteine S door de orale conceptiepil is een van de redenen waarom de pil een verhoogd tromboserisico met zich meebrengt.
Gemiddeld met 35 jaar hebben reeds 50% van de patiënten een eerste trombose gehad. Op 65 jaar zullen gemiddeld nog slechts 20% van de patiënten geen trombose gehad hebben.
Beschikbare consulten:
-Telefonisch consult HelloDoc