Toxoplasmose

Wat betekent de uitslag van Toxoplasmose?

Hierbij wordt Toxoplasmose in je bloed (serum) gemeten om te zien of deze parasiet in je lichaam hebt. Klachten als koorts, uitslag, een gevoel van lusteloosheid, of een constant moe gevoel? Let op bij zwangerschap, deze parasiet kan gevaarlijk zijn voor je baby.

Bij dit onderzoek is de uitslag goed als hij negatief is.

Er is dan op dit moment serologisch geen indicatie van een Toxoplasma-infectie. Niets in uw bloed wijst op een opgelopen infectie.

Indien de screeningstest positief is, kan er specifiek op de antistoffen IgG en IgM worden doorgetest.

Een infectie die een paar dagen geleden is verkregen is echter niet helemaal uitgesloten omdat een recente infectie niet meteen in het bloed aantoonbaar is. Als er sprake is van een sterk vermoeden van de opgelopen infectie wordt geadviseerd het onderzoek na 3 weken te herhalen. (Ca.10-20% van de geïnfecteerde personen hebben ook kans op  baarmoederhalskanker)

Bij medische klachten dient u te allen tijde uw (huis)arts te raadplegen.

Hierbij geven wij u nadere toelichting op de betekenis van uw lab rapport.

  • Als de uitslag onder de referentiewaarden ligt bent u niet besmet, als de uitslag boven de referentiewaarden ligt is bent u wel besmet.

Er worden 2 antistoffen gemeten: de IgM antistoffen duiden op een recente besmetting, de IgG antistoffen duiden op een vroegere blootstelling aan het virus.

  • toxoplasma gondii IgG: de uitslag is goed (negatief) als de waarde lager is dan 10.0 IU/ml
  • toxoplasma gondii IgM: de uitslag is goed als de index lager dan 0.8 is

Bij bloeduitslag IgG èn IgM positief is een vervolgtest in de vorm van een  aviditeitstest zinvol.

Een aviditeitstest is het vervolg op de antistoffen test.

  • Hoge aviditeit sluit recente infectie uit
  • IgM positief en hoge aviditeit (>0.65): Infectie langer dan 3 mnd geleden
  • IgM positief en lage aviditeit (
  • Serum IgM (en IgA) wijst op aangeboren infectie
  • Productie kan echter laag/vertraagd zijn: negatieve test sluit infectie niet uit
  • IgG is slechts een indicatie van de eerdere blootstelling aan Toxoplasma (recent of in het verleden). Een positief resultaat Toxoplasma IgG
         resultaat kan niet worden gebruikt om recente infectie vast te stellen. Een verandering van negatief naar positief IgG duidt wel op een
         recente Toxoplasma gondii infectie.

Toxoplasmose wordt veroorzaakt door het protozoön Toxoplasma (T.) gondii en is wereldwijd één van de meest voorkomende parasitaire zoönosen. In 1908 is voor het eerst een infectie met T. gondii bij een knaagdier beschreven, in 1923 is de eerste infectie bij de mens beschreven. Het duurde tot 1937 voordat T. gondii werd geassocieerd met een congenitale infectie bij de mens. Langzamerhand werd duidelijk dat een groot aantal diersoorten als gastheer kan fungeren. Aan het eind van de jaren zestig van de vorige eeuw werd ontdekt dat katachtigen oöcysten uitscheiden en als eindgastheer kunnen worden aangemerkt. Pas toen is de cyclus volledig beschreven. Toxoplasmose bestaat uit een breed scala aan klinische manifestaties en kan worden onderverdeeld in congenitale toxoplasmose en verworven toxoplasmose.

Incubatieperiode 
De incubatietijd bedraagt 10 tot 23 dagen.

Ziekteverschijnselen

Aangeboren toxoplasmose 
Alleen als een vrouw tijdens een zwangerschap voor het eerst in contact komt met Toxoplasma en een infectie oploopt (primaire infectie), bestaat er een kans op congenitale toxoplasmose. De kans op transmissie neemt toe met de duur van de zwangerschap van ongeveer 6% bij 10 weken naar meer dan 80% bij 38 weken. De klinische verschijnselen van congenitale infectie zijn sterk afhankelijk van het trimester waarop de moeder geïnfecteerd is geraakt. Bij infectie van het kind in het eerste trimester is de schade het grootst, met grote kans op ernstige pathologie. Hierbij kunnen hydrocefalus, cerebrale verkalkingen, mentale retardatie, microcefalie, oogafwijkingen en doofheid optreden. Een deel van deze zwangerschappen zal voortijdig eindigen door intra-uteriene vruchtdood (spontane abortus). Bij een infectie in het tweede en derde trimester van de zwangerschap is de kans op schade aan het kind kleiner. Treedt een infectie op in de laatste 3 maanden van de zwangerschap, dan kan het kind worden geboren met klinische symptomen van toxoplasmose: koorts, huiduitslag, trombocytopenie, anemie, lever- en miltvergroting of ooginfectie. De meeste kinderen (> 60%) komen zonder symptomen van toxoplasmose ter wereld. Hoeveel van hen op den duur toch nog symptomen krijgen en in hoeverre dat te voorkomen is door therapie, is nog steeds niet duidelijk. De schade aan de ogen door choreoretinitis treedt vooral op na 15-20 jaar. Er blijkt een aanzienlijk verschil te bestaan in het optreden van oculaire afwijkingen in Brazilië vergeleken met Europa. In Brazilië hebben de kinderen vaker laesies, deze zijn groter, vaker meervoudig en ze veroorzaken vaker visusstoornissen. De beschikbare gegevens uit Nederland geven aan dat een groot deel (80%) van de congenitaal geïnfecteerde onbehandelde kinderen na 18 jaar oogproblemen krijgt met visusvermindering en blindheid.

Verworven toxoplasmose 
Het grootste deel van de verworven infecties verloopt goedaardig. Er zijn geen of slechts milde, atypische symptomen die niet goed worden onderkend. Het meest voorkomende symptoom is lymfadenopathie, met name van de lymfeklieren in de nek. Andere symptomen kunnen zijn koorts, algemene malaise, ooginfectie, lever- en miltvergroting en huiduitslag. Soms treden symptomen op ten gevolge van encefalitis, pneumonie of myositis. Slechts bij een klein deel van de patiënten met een primaire infectie zal zich een ernstige manifestatie van de ziekte voordoen. Een eenmaal verworven infectie blijft gedurende de rest van het leven bestaan. Er blijven weefselcysten aanwezig met een voortdurende antigene stimulatie waardoor de antistofproductie in stand blijft. De cysten kunnen zich in vele weefsels handhaven. Normaal gesproken zal bij een immunocompetent persoon een latent aanwezige infectie niet opleven en ook niet tot symptomen leiden. Bij een oculaire toxoplasmose is dat echter wel regelmatig het geval, namelijk bij 2,7-29% van de gevallen, afhankelijk van de tijd die verstreken is sinds de infectie.

Bij immuunsuppressie kan een latente infectie wel opleven en ernstige pathologie veroorzaken zoals encefalitis met als symptomen gedragsveranderingen en hoofdpijn, maar ook myocarditis, pneumonie, hepatitis en ooginfectie. Dit is bijvoorbeeld het geval bij patiënten met hiv of aids, kanker en transplantatiepatiënten na een langdurige immuunsuppressieve therapie. Zonder profylaxetherapie zou toxoplasmose bij immuno-incompetente patiënten een belangrijke doodsoorzaak zijn.

Verkregen oculaire toxoplasmose komt vaker voor dan aanvankelijk werd aangenomen en beperkt zich zeker niet tot immuno-incompetente personen. (Gil99, Sta06) Tijdens de primair verkregen infectie verloopt oculaire toxoplasmose vaak subklinisch, met als gevolg dat de mensen dikwijls niet naar de dokter gaan of slechts vage klinische symptomen (bijvoorbeeld vermoeidheid) aangeven; de oogproblemen komen meestal later. Ondanks therapie ontwikkelt 25% van de mensen met oculaire toxoplasmose een blind of slechtziend oog. (Bos02)

De afgelopen jaren zijn aanwijzingen gevonden dat Toxoplasma-infectie geassocieerd is met een verandering in persoonlijkheidskenmerken, een verlaagd IQ en een verminderd psychomotorisch vermogen.

Verhoogde kans op ernstig beloop 
Bij intra-uteriene infecties waarbij de infectie vroeg in de zwangerschap optreedt, is de kans op ernstig beloop groot. Bij immuno-incompetente personen zoals transplantatiepatiënten en hiv- of aidspatiënten is de kans op een ernstig beloop ook groot.

Natuurlijke immuniteit 
Na een primaire infectie ontstaat een levenslange immuniteit die gebaseerd is op pre-immuniteit, dat wil zeggen zolang er sprake is van een voortdurende latent aanwezige infectie. Bij immuno-incompetente personen kan een latent aanwezige infectie opleven en ernstige symptomen met zich meebrengen. Het verschijnen van antistoffen bij een eerder seronegatief individu (seroconversie) wijst erop dat de infectie in de tussenliggende periode is opgelopen. De aanwezigheid van specifieke IgM- antistoffen kan de diagnose van een recente infectie steunen. Benadrukt moet worden dat IgM-bepalingen niet geschikt zijn voor het vaststellen van recente infecties doordat IgM lang, bij een aanzienlijk deel zelfs nog 2 jaar na seroconversie, aantoonbaar blijkt te zijn.

Om inzicht te krijgen in de duur van de infectie is de aviditeit van IgG bepaald. In het begin van een infectie is de aviditeit laag en deze neemt toe gedurende het beloop van de infectie. Bij een hoge aviditeit bestaat de infectie in ieder geval langer dan 4 maanden. Het is dan zeer waarschijnlijk dat het een oudere infectie betreft. Daardoor is voor het grootste deel van de patiënten snel duidelijk wat er aan de hand is.

Echter, deze methode heeft een aantal beperkingen. Zo ontstaan bij een aantal patiënten geen hoogavide antistoffen: deze patiënten worden dus ten onrechte verdacht van een recente infectie. Daarnaast is bij lage IgG-titers (

Screening 
Bij een screeningsvraag (heeft de patiënt ooit eerder contact gehad met T. gondii) kan gewoonlijk worden volstaan met het bepalen van IgG-antistoffen. Een IgM-test is niet geschikt voor screening in de zwangerschap vanwege het mogelijk persisteren van IgM-antistoffen. Er bestaat geen consensus over hoe om te gaan met een zwangere vrouw die contact met katten heeft (gehad) of andere blootstelling en géén klachten heeft. De kans dat er tijdens een eenmalig contact of risicogedrag een infectie optreedt, is erg klein.

Besmettingsweg
Transmissie naar de mens kan plaatsvinden door:

  • ingestie van weefselcysten die in onvoldoende verhit vlees aanwezig zijn, of in onverhitte vleeswaren (rauwe ham, salami);
  • opname van oöcysten die door geïnfecteerde katten met feces uitgescheiden worden: vanuit de kattenbak, uit de met kattenfeces besmette
         omgeving, hetzij rechtstreeks bijvoorbeeld bij het tuinieren via de handen, hetzij met groenten of via water;
  • besmetting in utero vanuit de primair geïnfecteerde zwangere (verticale transmissie);
  • transplantatie van organen waarin zich weefselcysten bevinden (zeer uitzonderlijk via bloedproducten).

Katten defeceren in het milieu op allerlei plaatsen en verbergen in het algemeen de feces. Dit kan ook in zandbakken, plantenbakken en tuin het geval zijn. Ook een goed afgedekte zandbak die buiten staat kan kattenfeces bevatten. Het is niet bekend of zandbakken met infectieuze oöcysten een rol spelen bij de transmissie van Toxoplasma.

Bij dieren die als voedselbron voor de mens optreden worden vooral weefselcystes gevonden bij varken, schaap en geit. In mindere mate bij kip, konijn, paard, duif, haas. Hoewel van rundvee wordt aangenomen dat weefselcysten minder vaak ontstaan, blijkt uit recent onderzoek dat rundvlees een belangrijke bron voor de mens kan zijn. Besmette schelp- en schaaldieren kunnen als besmettingsbron dienen voor zowel zeezoogdieren als voor mensen.

Besmettelijkheid
De mens is niet direct infectieus voor zijn omgeving. De infectie kan wel van mens tot mens worden overgedragen door transplantatie van organen die weefselcysten bevatten.

Meer uitleg over uw uitslag vind u op: http://www.rivm.nl/Documenten_en_publicaties/Professioneel_Praktisch/Richtlijnen/Infectieziekten/LCI_richtlijnen/LCI_richtlijn_Toxoplasmose
http://www.kinderneurologie.eu/ziektebeelden/ontsteking/toxoplasmose.php

Beschikbare consulten:
-Telefonisch consult HelloDoc

Place comment