CDT test bij vermoeden van overmatig alcohol gebruik

Wat betekent de uitslag van de CDT test bij vermoeden van overmatig alcohol gebruik?

Op grond van de klachten en het lichamelijk onderzoek kan bij de arts het vermoeden ontstaan van overmatig en riskant alcoholgebruik. Om dit te bevestigen of om eventuele schade aan de organen op te sporen, wordt dan de arts laboratoriumonderzoek in bloed aangevraagd. Ook het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) vraagt in bepaalde gevallen voor personen, die met alcoholgebruik in het verkeer zijn aangehouden, gericht laboratoriumonderzoek aan, in het kader van een psychiatrisch onderzoek naar de rijgeschiktheid (zie hiervoor de CBR website). Van oudsher werden testen aangevraagd die verband houden met de leverfunctie (gGT en ALAT) en de gemiddelde grootte van de rode bloedcel (MCV). Momenteel is de meting van het percentage CDT (zie hieronder) de belangrijkste laboratoriumparameter bij verdenking op overmatig alcoholgebruik.

Carbohydraat Deficiënt Transferrin ofwel CDT is een eiwit dat ontstaat bij overmatig alcoholgebruik over een periode van minimaal een week. Eiwitten zijn vaak voorzien van suikergroepen, die noodzakelijk zijn voor hun herkenbaarheid en functie. De kenmerken van bloedgroepen bijvoorbeeld, zijn terug te voeren op verschillende soorten suikergroepen aan het membraan van de rode bloedcellen. Ook het ijzertransporteiwit transferrine bevat twee karakteristieke koolhydraat ketens, welke samen gemiddeld vier zogenaamde siaalzuren bevatten. Onder invloed van een afbraakproduct van alcohol (acetaldehyde) ontstaat een transferrinevorm waar een of beide koolhydraat ketens afwezig zijn: we spreken dan van carbohydraat deficiënt transferrine ofwel CDT. Het CDT wordt gerapporteerd als % van het totaal transferrine om het effect van schommelingen in het transferrine gehalte, bijvoorbeeld een stijgend transferrine bij ijzergebrek, op te heffen. Het blijkt dat het %CDT in bloed verder stijgt naarmate er meer alcohol gedronken wordt. Bij onthouding daalt het CDT doorgaans binnen twee tot drie weken naar een normale waarde, maar na langdurig alcoholgebruik kan deze normalisatie veel langer duren.

Metingen ten behoeve van onderzoek naar rijgeschiktheid in het kader van alcoholmisbruik worden uitgevoerd in gespecialiseerde laboratoria. Sinds 2019 zijn de resultaten van de toegelaten methoden allemaal gestandaardiseerd, dat wil zeggen herleidbaar naar IFCC HPLC referentiemethode en leveren daardoor, voor het zelfde monster, vergelijkbare resultaten. Er wordt de aanbevolen bovengrens van 1.7% gehanteerd, met een meetonzekerheid van 0.3 procentpunt en het afkappunt van 2.0% voor forensisch gebruik, waaronder begrepen onderzoek naar rijgeschiktheid. Het afkappunt van 2.0% is dus de hoogste waarde die nog bij normale populatie voor kan komen( uiteraard rekening houdend met meetonzekerheden).

Hoe betrouwbaar is het %CDT en bij welk alcoholgebruik is dit verhoogd?
Vooropgesteld moet worden dat geen enkel laboratoriumonderzoek bij chronisch overmatig alcoholgebruik altijd een afwijkende uitslag geeft, of in vaktermen: geen enkele methode heeft een sensitiviteit van 100%. Andersom, bij geen of minimaal gebruik van alcohol hoort een normale uitslag, maar uitzonderlijk komen ook foutverhoogde waarden voor, in vaktermen: geen enkele methode is 100% specifiek. Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat het %CDT al met al de beste laboratoriumparameter is voor aantonen van chronisch overmatig alcoholgebruik. De gehanteerde bovengrens voor CDT komt bij mannen overeen met de consumptie van gemiddeld ca 60 g alcohol per dag (grofweg 1,5 l bier of 1 fles wijn per dag) gedurende minimaal een week. Bij inname van meer dan 60 g alcohol per dag zal op de lange termijn ernstige orgaanschade ontstaan. Voor vrouwen ligt deze grens op ongeveer 40 gram per dag.

Beschikbare consulten:
-Telefonisch consult HelloDoc

Place comment