ANA (antinucleaire antistoffen)

Wat betekent de uitslag van ANA?

Test om te onderzoeken of het afweersysteem antinucleaire antistoffen (ANA) aanmaakt. Deze zogeheten autoantistoffen zijn gericht tegen onderdelen van de celkern in de lichaamscellen en kunnen leiden tot het ontstaan van auto-immuunziekten.
Synoniem(en) Antinucleaire antilichamen, ANF, ANA, Antinucleaire factor. De test bepaalt de aanwezigheid van antinucleaire antistoffen (ANA). Ook wordt onderzocht of er veel autoantistoffen zijn en of het sterke of zwakke autoantistoffen zijn.

Gewoonlijk maakt het afweersysteem antistoffen (ook wel immuunglobulinen genoemd) tegen binnendringende bacteriën en virussen. Bij sommige mensen gaat er iets niet goed in het afweersysteem. Bij hen worden antistoffen gemaakt tegen sommige van hun eigen eiwitten of cellen. Deze antistoffen heten autoantistoffen omdat ze gericht zijn tegen het eigen lichaam. Auto betekent 'zelf'. Het afweersysteem beschadigt dan de eigen cellen, hele weefsels of zelfs hele organen doordat de autoantistoffen ontstekingen veroorzaken. We spreken dan ook van een autoimmuunziekte. Voorbeelden zijn reuma, systemische lupus erythematodus (SLE), het syndroom van Sjögren of myositis.

Negatief:
Er zijn geen autoantistoffen aangetoond en de kans dat de klachten veroorzaakt worden door een autoimmuunziekte is klein.

Dubieus:
De uitslag is niet negatief, maar toch zo laag dat er twijfel is of dit als afwijkend moet worden beschouwd. Dit wordt ook het grijze gebied genoemd.

Licht verhoogd:
Afhankelijk van het type van de gevonden autoantistoffen en de klachten van de patient kan een lichte verhoging wijzen op een autoimmuunziekte.

Sterk verhoogd:
Bij een sterke verhoging neemt, afhankelijk van het type antistof en de klachten van de patient, de verdenking van een autoimmuunziekte toe.

Antinucleaire antistoffen kunnen worden aangetroffen bij ongeveer 5% tot 10% van de gezonde populatie.

Bij een positief resultaat wordt geadviseerd door te testen op titerbepaling uitgevoerd indien relevant (patroonafhankelijk).
Een verhoogd resultaat kan ook worden gevolgd door een anti-dsDNA test en een ENA test.

Het aantonen van autoantistoffen in het bloed betekent niet automatisch dat iemand leidt aan een autoimmuunziekte. Er kunnen namelijk ook autoantistoffen bij iemand aanwezig zijn zonder dat er duidelijk sprake is van een herkenbare autoimmuunziekte.

Belangrijk is dat de ANA-test alleen betekenis heeft wanneer er ook klachten zijn. Bij sommige auto-immuunziekten zijn specifieke autoantistoffen heel kenmerkend en helpt het aantonen hiervan bij het stellen van de juiste diagnose. Sommige patiënten hebben een aantal verschillende autoantistoffen. De combinatie van die typen autoantistoffen kan kenmerkend zijn voor een bepaalde autoimmuunziekte.

Anti-TPO thyreoid.-peroxidase al. (thyreoid. microsom. al.)
De test meet de hoeveelheid antistoffen tegen thyroperoxidase (TPO), een eiwit dat alleen in de schildklier voorkomt. Antistoffen tegen TPO zijn zogeheten autoantistoffen die zich richten op de schildklier.

Gewoonlijk maakt het afweersysteem antistoffen aan om ongewenste indringers of ziekteverwekkers onschadelijk te maken. Soms gaat er iets mis waardoor antistoffen worden gemaakt tegen gezonde cellen, weefsel of organen in het lichaam. Het leidt tot zogeheten autoimmuunziekte waarbij onbedoeld beschadigingen en ontstekingen ontstaan van lichaamsweefsel en organen, zoals in dit geval de schildklier.

Antistoffen tegen TPO komen vaak voor bij mensen bij wie de schildklier te weinig schildklierhormoon (T4) produceert. De antistoffen kunnen echter ook voorkomen bij mensen bij wie de schildklier juist te veel schildklierhormoon produceert. En zelfs bij gezonde personen kunnen kleine hoeveelheden antistoffen tegen TPO voorkomen.

Licht verhoogde anti-TPO waarden komen voor bij patiënten met een autoimmuunziekte van de schildklier. De test is echter niet specifiek, want de anti-TPO waarde kan ook licht verhoogd zijn bij mensen die lijden aan andere auto-immuunziekten, zoals diabetes of reuma.

Sterk verhoogde anti-TPO waarden komen voor bij specifieke autoimmuunziekte van de schildklier zoals Hashimoto's schildklierontsteking en de ziekte van Graves.

In het algemeen geldt dat aanwezigheid van anti-TPO wijst op een mogelijke autoimmuunziekte van de schildklier. Hoe hoger de anti-TPO waarden, hoe groter de kans dat er daadwerkelijk een autoimmuunziekte van de schildklier is.

anti-TG (humaan-thyreoglobine-al.)
De anti-Tg-test meet de hoeveelheid antistoffen tegen thyreoglobuline (Tg), een eiwit dat in de schildklier wordt gemaakt. Aanwezigheid van Tg betekent aanwezigheid van schildklierweefsel. Bij veel schildklierziekten wordt anti-Tg gemaakt.

Als de schildklier verwijderd wordt, bijvoorbeeld na schildklierkanker, kan aan de hand van een Tg-bepaling bekeken worden of al het schildklierweefsel verwijderd is. Vaak wordt de test meerdere malen uitgevoerd om te controleren of de tumor definitief is verdwenen.

Meestal worden tegelijk met de Tg-bepaling ook antistoffen tegen Tg (anti-Tg) gemeten. Als er anti-Tg in het bloed zit, is de Tg-test niet betrouwbaar en daardoor niet geschikt om het effect van de behandeling van schildklierkanker te meten.

Normaal:
Bij de meeste mensen is geen anti-Tg aanwezig.

Verhoogd:
Bij veel schildklierziekten ontstaat anti-Tg. Echter ook mensen zonder schildklierziekte kunnen verhoogde antistoffen tegen thyreoglobuline hebben.

Indien antistoffen tegen thyreoglobuline verhoogd zijn, kan de uitslag van de thyreoglobulinebepaling niet betrouwbaar zijn, doordat de antistoffen storen in de Tg test.

Thyreoglobuline is een sterk autoantigen. Ook in het bloed van gezonde personen zijn B-Lymphocyten met IgM-Antilichamen tegen thyreoglobuline aantoonbaar. In serum aantoonbare hoog-titerige IgG Antilichamen tegen Thyreoglobulin (TAK) zijn tezamen met TPO antilichamen een marker voor chronische autoimmuun thyreoditis type: Hashimoto.

Holotranscobalaminetest B12 (HoloTc-test)

Holotranscobalamin uitslag is goed als hij hoger is dan 60 Holotranscobalamine (holoTC) is een indicator voor biologisch actief vitamine B12 en is onafhankelijk van de in het bloed gemeten (totale) vitamine B12-concentratie.

  • Uitslag hoger dan 60 pmol/l : vitamine B12-deficiëntie niet waarschijnlijk
  • Uitslag tussen de 40-60 pmol/l : dubieus.  De bepaling van methylmalonzuur als metabolische marker voor intracellulaire
         vitamine B12-deficiëntie wordt aanbevolen.
  • Uitslag lager dan  40 pmol/l : biologisch actief vitamine B12-deficiëntie

De HoloTc-test meet alleen de hoeveelheid actieve serum-B12 in het bloed. Deze is slechts op enkele plaatsen in Nederland beschikbaar. Omdat de test alleen de hoeveelheid actieve serum-B12 in het bloed meet kunnen er fouten in de B12-stofwisseling naar voren komen die de serum-b12 test niet laat zien.

Uit onderzoek is gebleken dat de Actief-B12-waarde sneller daalt dan de totaal B12-waarde (serum B12). Dat heeft tot gevolg dat de Actief-B12 waarde al te laag kan zijn, wanneer de totaal B12-waarde nog laagnormaal is. Een tekort is op die manier eerder aan te tonen.

Met de Actief-B12-test kan er, bij personen met een B12 serum-waarde tussen de 150 en 300 pmol/l, bij meer mensen een tekort worden aangetoond dan met de gewone B12-test. Soms  komt het voor dat bij een totaal B12-waarde van 300 pmol/l de Actief-B12 al onder de normaalwaarde is gezakt. Hoewel de test wel een verbetering is ten opzichte van de totaal B12-test, is een nadeel dat de ondergrens van 20 pmol/l aan de lage kant is. De ondergrens is de laagste waarde die bij. Als gevolg van kleine genetische verschillen tussen personen kan de cellulaire behoefte aan B12 tussen personen verschillen. Deze kleine genetische verschillen zijn nog onvoldoende in kaart gebracht. Het verklaart waarom de ene persoon al bij een Actief-B12 waarde van 60 pmol/l klachten heeft en de andere niet. Het is dus zo dat bij Actief-B12 waarden onder de 60 pmol/l er een gerede kans bestaat dat er sprake is van een vitamine B12-tekort, zeker als u zich in de symptomen herkent.

Verhoogde waarden van vitamine B12 wijzen meestal op inname van supplementen zoals vitaminepillen. Ook komen verhoogde waarden voor bij bepaalde leukemieën.

25-OH-Vitamine D
Momenteel vindt een harmonisatie plaats van de streefwaarde voor vitamine D in Nederland, namelijk een 25(OH)D concentratie van 50-150 nmol/l, met een optimum van 75-80 nmol/l.

Verhoogd:
en hoog vitamine D in de niet-werkzame vorm (25-hydroxy vitamine D) betekent meestal dat iemand te veel vitamine D binnen krijgt, bijvoorbeeld via vitaminepillen of andere supplementen. Een hoog vitamine D in de werkzame vorm (1,25-dihydroxy vitamine D) kan komen door te hoge productie van bijschildklierhormonen of bij ziekten zoals sarcoïdose of sommige lymfomen.

Een hoog vitamine D (concentraties boven 500 nmol/l) in combinatie met verhoogd calcium kan zorgen voor verkalking en schade aan organen zoals de nieren. Het lichaam probeert de hoeveelheid calcium te verlagen door calciumfosfaat af te zetten in de organen. De organen verkalken hierdoor en raken beschadigd.

Verlaagd:
Een laag vitamine D in de niet-werkzame vorm (25-hydroxy vitamine D) duidt op een vitamine D-tekort. Dit kan worden veroorzaakt door te weinig zonlicht, onvoldoende opname via de voeding of slechte opname vanuit de darmen. Een laag vitamine D in de werkzame vorm (1,25-dihydroxy vitamine D) kan ontstaan bij nierziekten. Het gebruik van sommige medicijnen tegen epilepsie kan leiden tot een minder goed functionerende lever waardoor deze minder vitamine D aanmaakt. Een te lage magnesiumwaarde kan leiden tot een verlaagde calciumwaarde. Het lichaam kan dit niet herstellen met behulp van vitamine D en bijschildklierhormoon (PTH). Na toediening van magnesium en calcium wordt de regulatie weer hersteld.

Vitamine D wordt aangemaakt in de huid, echter het zonlicht moet een bepaalde intensiteit hebben. Indien de schaduw van het lichaam langer is dan de werkelijke lichaamslengte is het lichaam niet meer in staat om zelf vitamine D aan te maken. Daarnaast kan vitamine D uit voedsel gehaald worden (vette vis, shiitake paddenstoelen, eierdooier, als additieven in margarine en braadvetten) of uit vitamine D pillen. De variant uit planten is de D2 variant maar wordt in het lichaam evengoed omgezet naar de werkzame metaboliet als de D3 vanuit dieren. Als indicatie van de relatie vitamine D inname (cholecalciferol) en de gemeten concentratie kan circa 1 microgram/dag voor elke nmol/l stijging aangehouden worden. Om van 50 naar 80 nmol/l 25(OH)D te gaan, is ongeveer 30 microgram cholecalciferol per dag nodig gedurende minimaal twee maanden

Beneden een 25(OH)D serumconcentratie van 20 nmol/l is de kans op rachitis en osteomalacie sterk vergroot (meerdere publicaties).

  • Spierpijn en klachten treden op bij concentraties      valrisico optreden bij concentraties
  • De botdichtheid daalt beduidend bij waarden
  • Door te streven naar een minimaal niveau van 75-80 nmol/l is winst te halen door risicoreductie voor meerdere soorten kanker
         en voor auto-immuunziekten (Dawson-Hughes, Biscchoff-Ferrari e.a.).
  • Men moet naar nog hogere waardes (> 100 nmol/l) voor speciale resultaten zoals het verlagen van de incidentie van aanvallen
         bij MS.

Tot een concentratie van circa 220 nmol/l bestaat geen gevaar voor een te hoog calcium.

Beschikbare consulten:
-Telefonisch consult HelloDoc

Place comment