Natrium (vochtbalans)

Wat betekent de uitslag van Natrium (vochtbalans)?

Het meeste natrium in het lichaam bevindt zich in het bloedplasma en in de vloeistof in de ruimte rond de cellen. Natrium is voor alle cellen in het lichaam nodig om een normale vochtbalans te handhaven (zie Vochtbalans: Introductie). Natrium speelt een belangrijke rol bij de normale werking van zenuwen en spieren. Natrium wordt via eten en drinken opgenomen en via transpiratie en urine uitgescheiden. Gezonde nieren handhaven een stabiele natriumspiegel in het lichaam door aanpassing van de in de urine uitgescheiden hoeveelheid.

Wanneer inname en verlies van natrium niet in evenwicht zijn, heeft dit invloed op de totale hoeveelheid natrium in het lichaam. Veranderingen in de totale hoeveelheid natrium houden nauw verband met wijzigingen van de hoeveelheid water in het bloed. Verlies van natrium uit het lichaam leidt niet noodzakelijk tot verlaging van de natriumspiegel, maar veroorzaakt wel een daling van het bloedvolume. Wanneer het bloedvolume daalt, daalt ook de bloeddruk, stijgt de hartslag en kan duizeligheid en soms shock optreden.

Omgekeerd stijgt het bloedvolume wanneer het lichaam te veel natrium bevat. Wanneer zich te veel natrium in het lichaam opstapelt, hoopt zich extra vocht op in de ruimte rond de cellen. Als gevolg daarvan zwellen de weefsels op, vooral in de voeten en enkels (oedeem).

Het meeste natrium in het lichaam bevindt zich in het bloedplasma en in de vloeistof in de ruimte rond de cellen. Natrium is voor alle cellen in het lichaam nodig om een normale vochtbalans te handhaven (zie Vochtbalans: Introductie). Natrium speelt een belangrijke rol bij de normale werking van zenuwen en spieren. Natrium wordt via eten en drinken opgenomen en via transpiratie en urine uitgescheiden. Gezonde nieren handhaven een stabiele natriumspiegel in het lichaam door aanpassing van de in de urine uitgescheiden hoeveelheid.

Wanneer inname en verlies van natrium niet in evenwicht zijn, heeft dit invloed op de totale hoeveelheid natrium in het lichaam. Veranderingen in de totale hoeveelheid natrium houden nauw verband met wijzigingen van de hoeveelheid water in het bloed. Verlies van natrium uit het lichaam leidt niet noodzakelijk tot verlaging van de natriumspiegel, maar veroorzaakt wel een daling van het bloedvolume. Wanneer het bloedvolume daalt, daalt ook de bloeddruk, stijgt de hartslag en kan duizeligheid en soms shock optreden.

Omgekeerd stijgt het bloedvolume wanneer het lichaam te veel natrium bevat. Wanneer zich te veel natrium in het lichaam opstapelt, hoopt zich extra vocht op in de ruimte rond de cellen. Als gevolg daarvan zwellen de weefsels op, vooral in de voeten en enkels (oedeem).

Het lichaam bewaakt het bloedvolume voortdurend. Sensoren in het hart, de bloedvaten en de nieren nemen waar wanneer het bloedvolume te hoog wordt en stimuleren de nieren om meer natrium uit te scheiden, zodat het bloedvolume weer normaal wordt. Sensoren in de bloedvaten en de nieren nemen waar wanneer het bloedvolume te laag wordt en zetten een van de mechanismen in werking die leiden tot verhoging van het bloedvolume. Bij een van deze mechanismen zijn de bijnieren betrokken, die het hormoon aldosteron afscheiden. Aldosteron zorgt ervoor dat de nieren natrium vasthouden en kalium uitscheiden. (zie Aandoeningen van de bijnier: Introductie)

Bij een ander mechanisme is de hypofyse betrokken, die antidiuretisch hormoon afscheidt. Antidiuretisch hormoon zorgt ervoor dat de nieren vocht vasthouden. Het vasthouden van natrium en vocht leidt tot verminderde urineproductie, wat uiteindelijk leidt tot een stijging van het bloedvolume.

Het bloedvolume komt nauw overeen met de totale hoeveelheid natrium in het lichaam, die niet rechtstreeks kan worden gemeten door laboratoriumonderzoek, de natriumspiegel kan echter gemakkelijk worden gemeten. Veranderingen in de natriumspiegel corresponderen niet noodzakelijk met veranderingen in de totale hoeveelheid natrium in het lichaam of veranderingen in het bloedvolume en kunnen andere oorzaken hebben.

Natrium te kort
Een te laag natrium in het bloed wordt ook wel een hyponatriëmie genoemd. Tussen de 120 en 135 mmol/l spreekt men van een milde hyponatriëmie, onder de 120 mmol/l van een ernstige. De symptomen van een laag natrium zijn oa:

  • hoofdpijn
  • misselijkheid
  • braken
  • verwardheid
  • bewustzijnsdaling
  • insulten
  • ademstilstand
  • hartstilstand

Bij hyponatriëmie is de natriumspiegel te laag. Hyponatriëmie treedt op wanneer het natrium in het lichaam te sterk verdund is. Natrium kan te sterk worden verdund wanneer mensen enorme hoeveelheden water drinken (zoals soms het geval is bij bepaalde psychiatrische stoornissen) of wanneer mensen die in het ziekenhuis zijn opgenomen intraveneus grote hoeveelheden water krijgen toegediend. In beide gevallen overschrijdt de hoeveelheid opgenomen vloeistof de capaciteit van de nieren om de overmaat uit te scheiden. Inname van kleinere hoeveelheden water (soms reeds bij een hoeveelheid van één liter per dag) kan tot hyponatriëmie leiden bij mensen van wie de nieren niet normaal functioneren, bijvoorbeeld mensen met nierinsufficiëntie. Hyponatriëmie komt ook vaak voor bij mensen met hartfalen of levercirrose. Overmatig chronisch vochtverlies, zoals bij chronische diarree, kan ook leiden tot hyponatriëmie.

Een andere oorzaak van hyponatriëmie is een syndroom waarbij de afgifte van antidiuretisch hormoon verstoord is (SIADH, syndrome of inappropriate ADH secretion). Mensen met dit syndroom hebben een lage natriumspiegel doordat de hypofyse te veel antidiuretisch hormoon (ADH) afscheidt. Hyponatriëmie treedt ook op bij mensen met bijnierinsufficiëntie (ziekte van Addison) (zieAandoeningen van de bijnier: Ziekte van Addison) die daardoor te veel natrium uitscheiden in de urine.

Wanneer de natriumspiegel snel daalt, treden symptomen meestal snel op en zijn ze vaak ernstiger. De hersenen zijn bijzonder gevoelig voor veranderingen in de natriumspiegel. Daardoor treden symptomen als lethargie en verwardheid als eerste op. Wanneer de hyponatriëmie verergert, kunnen spiercontracties en epileptische aanvallen optreden, mogelijk gevolgd door stupor, coma en overlijden. De diagnose van hyponatriëmie wordt gesteld door meting van de natriumspiegel. Het bepalen van de oorzaak van hyponatriëmie is moeilijker en vereist een volledig onderzoek door een arts.

Lichte hyponatriëmie kan worden behandeld door beperking van de vochtinname tot minder dan één liter per dag. Ernstige hyponatriëmie vereist onmiddellijk ingrijpen. Om deze te behandelen verhoogt de arts de natriumspiegel langzaam met geneesmiddelen, intraveneuze vloeistof of soms beide. Te snelle stijging van de natriumspiegel kan leiden tot ernstige en vaak blijvende hersenbeschadiging.

Natrium te hoog
Bij hypernatriëmie is de natriumspiegel te hoog. Het lichaam bevat te weinig water in verhouding tot de hoeveelheid natrium. De natriumspiegel wordt abnormaal hoog wanneer het vochtverlies groter is dan het natriumverlies, zoals het geval is bij uitdroging. Bij de meeste mensen is hypernatriëmie het gevolg van uitdroging.

Hypernatriëmie komt voor bij mensen die te weinig water drinken en bij mensen met diarree, braken, koorts, overmatige transpiratie (vooral bij warm weer) of een nierfunctiestoornis. Hypernatriëmie kan bijvoorbeeld optreden bij diabetes insipidus, waarbij de nieren te veel water uitscheiden als gevolg van een tekort aan ADH. (zie Aandoeningen van de hypofyse: Centrale diabetes insipidus)

Andere oorzaken van hypernatriëmie zijn onder meer hoofdwonden of een neurochirurgische ingreep aan de hypofyse, stoornissen die verband houden met andere elektrolyten (een hoge calciumspiegel of lage kaliumspiegel), sikkelcelziekte en geneesmiddelengebruik (bijvoorbeeld lithium, demeclocycline of vochtafdrijvende middelen).

Hypernatriëmie komt het meest voor bij ouderen, bij wie het dorstgevoel minder snel werkt en minder sterk is dan bij jongeren. Bedlegerige of demente ouderen zijn mogelijk niet in staat te drinken, zelfs als ze dorst hebben. Verder neemt het vermogen van de nieren om urine te concentreren op hogere leeftijd af, zodat ouderen minder goed in staat zijn water vast te houden. Vooral ouderen die vochtafdrijvende middelen (diuretica) gebruiken, die de nieren stimuleren om meer vocht uit te scheiden, lopen kans op hypernatriëmie, vooral bij warm weer of wanneer ze ziek worden en niet genoeg water drinken.

De belangrijkste symptomen van hypernatriëmie zijn het gevolg van een hersenstoornis. Ernstige hypernatriëmie kan leiden tot verwardheid, spiercontracties, epileptische aanvallen, coma en overlijden. De diagnose wordt gesteld door het vaststellen van een hoge natriumspiegel.

Hypernatriëmie wordt behandeld door het ontbrekende vocht aan te vullen. Verdunde vloeistoffen (met water en een kleine hoeveelheid natrium in zorgvuldig aangepaste concentraties) worden intraveneus toegediend, met uitzondering van zeer lichte gevallen. De natriumspiegel wordt zeer langzaam verlaagd, omdat door te snelle correctie van de toestand blijvend hersenletsel kan ontstaan.

Beschikbare consulten:
-Telefonisch consult HelloDoc

Place comment